Language of document :

Beroep ingesteld op 17 januari 2017 – Barnett / EESC

(Zaak T-23/17)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Inge Barnett (Roskilde, Denemarken) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europees Economisch en Sociaal Comité

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

primair, het besluit van 21 maart 2016, genomen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 22 september 2015, waarbij verzoekster wordt uitgesloten van voortijdige pensionering zonder vermindering van pensioenrechten, nietig te verklaren;

subsidiair, het Europees Economisch en Sociaal Comité te veroordelen tot betaling aan haar van het bedrag van 207 994,14 EUR ter vergoeding van haar materiële schade, vermeerderd met vertragingsrente vanaf de datum van opeisbaarheid van de verschuldigde bedragen, tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank (ECB) heeft vastgesteld voor de basisherfinancieringstransacties, vermeerderd met 3,5 punten, alsmede van een forfaitair bedrag van 25 000 EUR voor de door haar geleden immateriële schade;

in elk geval, het Europees Economisch en Sociaal Comité te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 266 VWEU, aangezien de verwerende partij bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen geen rekening heeft gehouden met de motivering van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 22 september 2015, Barnett/EESC (F-20/14, hierna: „arrest van het GVA”, EU:F:2015:107). Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt met name dat de verwerende partij de criteria zoals vastgesteld in haar algemene uitvoeringsbepalingen (AUB) buiten beschouwing heeft gelaten bij het zogenoemde heronderzoek van verzoeksters aanmelding. In elk geval komt het bestreden besluit niet tegemoet aan de door het GVA vastgestelde onwettigheid, namelijk dat in de AUB van het EESC niet het dienstbelang wordt bepaald.

Tweede middel, ontleend aan het feit dat het bestreden besluit op verschillende punten een kennelijk onjuist beoordeling bevat van het dienstbelang zoals dat in 2013 zou bestaan.

Derde middel, dat subsidiair is aangevoerd, ontleend aan onbevoegdheid van het EESC om een nieuw besluit te nemen over de toekenning van voortijdige pensionering zonder vermindering van pensioenrechten, na de intrekking van artikel 9, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut bij verordening nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (PB 2013, L 287, blz. 15). Wegens de in het arrest van het GVA vastgestelde onwettigheid is verzoekster dus definitief de mogelijkheid ontnomen om voor de betrokken maatregel in aanmerking te komen. Zij dient daarom volledig schadeloos te worden gesteld.

____________