Language of document : ECLI:EU:T:2015:541

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Zevende kamer)

16 juli 2015 (*)

„Milieu – Verordening (EG) nr. 149/2008 – Maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen – Verordening (EG) nr. 1367/2006 – Verzoek tot interne herziening – Verdwijnen van het procesbelang – Afdoening zonder beslissing”

In zaak T‑574/12,

Pesticide Action Network Europe (PAN Europe), gevestigd te Brussel (België),

Stichting Natuur en Milieu, gevestigd te Utrecht (Nederland),

vertegenwoordigd door F. Martens, advocaat,

verzoekers,

tegen

Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door B. Burggraaf, P. Ondrůšek en G. von Rintelen, vervolgens door B. Burggraaf, G. von Rintelen en P. Oliver en ten slotte door G. von Rintelen, H. Kranenborg en L. Pignataro-Nolin als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van 16 oktober 2012, waarbij de Commissie de verzoeken van verzoekers tot interne herziening van verordening (EG) nr. 149/2008 van de Commissie van 29 januari 2008 tot wijziging van verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de bijlagen II, III en IV met maximumresidugehalten voor onder bijlage I bij die verordening vallende producten (PB L 58, blz. 1), ongegrond heeft verklaard,

geeft

HET GERECHT (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: M. van der Woude, president, I. Wiszniewska-Białecka (rapporteur) en I. Ulloa Rubio, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Feiten en procesverloop

1        Verzoekers zijn Pesticide Action Network Europe (PAN Europe), een vereniging naar Belgisch recht, opgericht in 2010 en gevestigd te Brussel (België), die zich wijdt aan de strijd tegen het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, en Stichting Natuur en Milieu, een vereniging naar Nederlands recht, opgericht in 1978 en gevestigd te Utrecht (Nederland), die de bescherming van het milieu tot doel heeft.

2        Op 29 januari 2008 heeft de Commissie verordening (EG) nr. 149/2008 tot wijziging van verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de bijlagen II, III en IV met maximumresidugehalten voor onder bijlage I bij die verordening vallende producten (PB L 58, blz. 1), aangenomen.

3        Bij brieven van 7 en 10 april 2008 hebben verzoekers de Commissie verzocht om over te gaan tot interne herziening van verordening nr. 149/2008 op grond van artikel 10, lid 1, van verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264, blz. 13).

4        Bij twee besluiten van 1 juli 2008 heeft de Commissie de door verzoekers ingediende verzoeken tot interne herziening van verordening nr. 149/2008 niet-ontvankelijk verklaard. Zij heeft opgemerkt dat op grond van artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1367/2006 een verzoek tot interne herziening slechts betrekking kan hebben op administratieve handelingen die in artikel 2, lid 1, onder g), van die verordening zijn omschreven als maatregelen van individuele strekking. Volgens de Commissie waren de verzoeken tot herziening niet ontvankelijk omdat verordening nr. 149/2008 geen maatregel van individuele strekking vormt.

5        Op 11 augustus 2008 hebben verzoekers bij het Gerecht een beroep tot nietigverklaring van de besluiten van 1 juli 2008 ingesteld.

6        Bij arrest van 14 juni 2012, Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe/Commissie (T‑338/08, Jurispr., EU:T:2012:300), heeft het Gerecht die besluiten nietig verklaard.

7        Bij verzoekschriften, neergelegd ter griffie van het Hof op 24 en 27 augustus 2012, hebben de Raad en de Commissie tegen dat arrest hogere voorzieningen ingesteld. Deze hogere voorzieningen zijn ingeschreven onder de zaaknummers C‑404/12 P en C‑405/12 P.

8        Bij besluit van 16 oktober 2012 heeft de Commissie de door verzoekers ingediende verzoeken tot interne herziening van verordening nr. 149/2008 na behandeling afgewezen (hierna: „bestreden besluit”).

9        Bij op 18 december 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoekers onderhavig beroep ingesteld.

10      Op 22 mei 2014 heeft het Gerecht partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een mogelijke schorsing van de behandeling in afwachting van de einduitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C‑404/12 P en C‑405/12 P.

11      Bij akten, neergelegd ter griffie van het Gerecht op respectievelijk 2 en 5 juni 2014, heeft de Commissie ingestemd met deze schorsing en hebben verzoekers zich er niet tegen verzet.

12      Bij beschikking van 11 juli 2014 heeft de president van de Zevende kamer van het Gerecht de behandeling van onderhavige zaak geschorst in afwachting van de einduitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C‑404/12 P en C‑405/12 P.

13      Bij arrest van 13 januari 2015, Raad en Commissie/Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe (C‑404/12 P en C‑405/12 P, Jurispr., EU:C:2015:5), heeft het Hof het arrest Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe/Commissie, punt 6 supra (EU:T:2012:300), vernietigd. Het heeft een beslissing ten gronde gewezen en het beroep tot nietigverklaring van de besluiten van 1 juli 2008 verworpen.

14      Op 30 januari 2015 heeft het Gerecht partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of na de uitspraak van het arrest Raad en Commissie/Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe, punt 13 supra (EU:C:2015:5), in onderhavige zaak nog een beslissing diende te worden genomen.

15      Bij akten neergelegd ter griffie van het Gerecht op respectievelijk 20 en 23 februari 2015 hebben de Commissie en verzoekers binnen de gestelde termijn geantwoord.

 Conclusies van partijen

16      Verzoekers verzoeken het Gerecht:

–      het bestreden besluit nietig te verklaren;

–      de Commissie te verwijzen in de kosten.

17      De Commissie verzoekt het Gerecht:

–      het beroep ongegrond te verklaren;

–      verzoekers te verwijzen in de kosten.

 In rechte

18      Volgens artikel 131, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht kan het Gerecht wanneer het vaststelt dat het beroep zonder voorwerp is geraakt en dat er niet meer op hoeft te worden beslist, op voorstel van de rechter-rapporteur, de partijen gehoord, in elke stand van het geding ambtshalve beslissen om bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen.

19      In casu acht het Gerecht zich voldoende geïnformeerd door de processtukken en besluit het om met toepassing van dit artikel uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

20      In herinnering dient te worden gebracht dat het Hof in zijn arrest Raad en Commissie/Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Network Action Europe, punt 13 supra (EU:C:2015:5), het beroep heeft verworpen tegen de besluiten van 1 juli 2008, waarbij de Commissie de verzoeken tot interne herziening van verordening nr. 149/2008 niet-ontvankelijk had verklaard. Die besluiten zijn dus geldig.

21      In casu beogen verzoekers met hun beroep tot nietigverklaring van het bestreden besluit, dat die verzoeken tot interne herziening ongegrond verklaart, een nieuw besluit van de Commissie te verkrijgen waarbij de verzoeken tot interne herziening inhoudelijk behandeld zouden worden.

22      Zelfs indien het Gerecht het bestreden besluit nietig zou verklaren, zou de Commissie die verzoeken, die niet-ontvankelijk zijn, echter niet inhoudelijk kunnen behandelen.

23      Volgens de rechtspraak moet het procesbelang van een verzoekende partij, gelet op het voorwerp van het beroep, op straffe van niet-ontvankelijkheid bestaan in het stadium van de instelling van het beroep. Dit voorwerp van het geding moet, evenals het procesbelang, op straffe van afdoening zonder beslissing blijven bestaan tot aan de rechterlijke beslissing, hetgeen veronderstelt dat de uitkomst van het beroep in het voordeel kan zijn van de partij die het heeft ingesteld (zie arrest van 7 juni 2007, Wunenburger/Commissie, C‑362/05 P, Jurispr., EU:C:2007:322, punt 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

24      Volgens vaste rechtspraak behoeft op een vordering tot nietigverklaring niet meer te worden beslist wanneer de verzoekende partij haar belang bij de nietigverklaring van de bestreden handeling heeft verloren als gevolg van een gebeurtenis die in de loop van het geding heeft plaatsgevonden en die tot gevolg heeft dat de nietigverklaring van die handeling op zich geen rechtsgevolgen meer kan hebben (zie arrest van 23 oktober 2012, Vanhecke/Parlement, T‑14/09, EU:T:2012:560, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25      Derhalve behoeft op het onderhavige beroep niet meer te worden beslist.

 Kosten

26      Volgens artikel 137 van het Reglement voor de procesvoering beslist het Gerecht vrijelijk over de kosten in geval van afdoening zonder beslissing.

27      Het Gerecht is van oordeel dat een billijke beoordeling van de omstandigheden van onderhavige zaak eist dat verzoekers hun eigen kosten zullen dragen alsook die van de Commissie.

HET GERECHT (Zevende kamer)

beschikt:

1)      Op het onderhavige beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)      Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) en Stichting Natuur en Milieu zullen hun eigen kosten dragen alsook die van de Europese Commissie.

Luxemburg, 16 juli 2015.

De griffier

 

       De president

E. Coulon

 

       M. van der Woude


* Procestaal: Nederlands.