Language of document : ECLI:EU:T:2015:269

ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer)

12 mei 2015 (*)

„Regeling inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten – Verordening (EU) nr. 1151/2012 – Afwijzing van de aanvraag tot registratie van de benaming ,pomazánkové máslo’ (smeerbare boter) als gegarandeerde traditionele specialiteit – Samenhang met de bepalingen van verordening (EG) nr. 1234/2007 waarbij de voorwaarden voor het gebruik van de verkoopbenaming ,boter’ zijn vastgesteld”

In zaak T‑51/14,

Tsjechische Republiek, vertegenwoordigd door M. Smolek, J. Vláčil en J. Vitáková als gemachtigden,

verzoekster,

tegen

Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Guillem Carrau, Z. Malůšková en K. Walkerová als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2013/658/EU van de Commissie van 13 november 2013 houdende afwijzing van een aanvraag tot inschrijving in het in verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde register van gegarandeerde traditionele specialiteiten [Pomazánkové máslo (GTS)] (PB L 305, blz. 22),

wijst

HET GERECHT (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: M. E. Martins Ribeiro, president, S. Gervasoni (rapporteur) en L. Madise, rechters,

griffier: K. Andová, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 16 januari 2015,

het navolgende

Arrest

 Toepasselijke bepalingen

 Verordeningen nr. 1234/2007 en nr. 445/2007

1        Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299, blz. 1), behelst de samenvoeging van alle 21 op onderscheiden producten of productgroepen betrekking hebbende gemeenschappelijke marktordeningen, die voorheen waren opgenomen in een gelijk aantal afzonderlijke basisverordeningen en in overige, aanvullende verordeningen van de Raad. Voor de regulering van het in de handel brengen en de benaming van melk, zuivelproducten en vetproducten waren verschillende rechtsinstrumenten vastgesteld, waaronder verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van 5 december 1994 tot vaststelling van normen voor smeerbare vetproducten (PB L 316, blz. 2).

2        Verordening nr. 2991/94 is ingetrokken en vervangen door verordening nr. 1234/2007, waarbij alle bepalingen van eerstgenoemde verordening zijn overgenomen. Verordening nr. 1234/2007 heeft onder meer tot doel het gebruik van commerciële benamingen te uniformeren teneinde de concurrentie te handhaven en de consument te beschermen, zoals in het bijzonder blijkt uit overweging 51 van die verordening (arrest van 18 oktober 2012, Commissie/Tsjechië, C‑37/11, Jurispr., EU:C:2012:640, punten 2 en 61; hierna: „arrest C‑37/11”).

3        Artikel 115 van verordening nr. 1234/2007 behelst in dat kader, door middel van verwijzing naar bijlage XV bij die verordening, de handelsnormen voor smeerbare vetproducten die van toepassing zijn op producten die een vetgehalte van minstens 10 maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben en voor menselijke consumptie bestemd zijn.

4        Volgens het aanhangsel bij bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, waarnaar wordt verwezen in artikel 115 van deze verordening, is de verkoopbenaming „boter” uitsluitend bestemd voor het „product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %”. De uitzonderingen op dit voorschrift worden vermeld in punt I, 2, derde alinea, van deze bijlage en betreffen:

a)      de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven,

b)      geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.

5        Producten met een melkvetgehalte van minder dan 80 % en een gehalte aan water van meer dan 16 % moeten een van de andere in deel A van het aanhangsel bij bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 vermelde benamingen dragen. Zo voorziet punt 4 van deel A van dit aanhangsel erin dat producten met een melkvetgehalte van minder dan 39 %, dan wel meer dan 41 % maar minder dan 60 %, dan wel meer dan 62 % maar minder dan 80 %, vergezeld moeten gaan van de vermelding „melkvetproduct X %”.

6        Op grond van artikel 121, onder c), i), van verordening nr. 1234/2007 is de Europese Commissie bevoegd om uitvoeringsbepalingen vast te stellen met betrekking tot de afwijkingen van de in deze verordening vervatte regels, en in het bijzonder om op basis van de door de lidstaten toegezonden lijsten de lijst op te stellen van de producten die voor die afwijkingen in aanmerking komen.

7        Verordening (EG) nr. 445/2007 van de Commissie van 23 april 2007 houdende enkele toepassingsbepalingen van verordening nr. 2991/94 en van verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen (PB L 106, blz. 24), die in de plaats is gekomen van verordening (EG) nr. 577/97 van de Commissie van 1 april 1997 houdende enkele toepassingsbepalingen van verordening nr. 2991/94 en van verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen (PB L 87, blz. 3), bevat in bijlage I de lijst van producten die in aanmerking komen voor de afwijking bedoeld in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007. Volgens overweging 4 van verordening nr. 445/2007 is deze lijst uitputtend van aard, een eigenschap die het Hof ook in herinnering heeft geroepen in arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640, punt 59).

 Verordeningen nr. 509/2006 en nr. 1151/2012

8        Bij verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93, blz. 1), is een register ingevoerd van gegarandeerde traditionele specialiteiten waarin landbouwproducten of levensmiddelen kunnen worden opgenomen die zijn geproduceerd op basis van traditionele grondstoffen, of worden gekenmerkt door een traditionele samenstelling, of zijn geproduceerd dan wel verwerkt volgens een traditionele productie- of verwerkingsmethode.

9        Verordening nr. 509/2006 is met ingang van 3 januari 2013 ingetrokken en vervangen door verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343, blz. 1). De doelstelling van deze nieuwe verordening was om de verschillende regelingen betreffende de kwaliteit van landbouwproducten samen te voegen (overwegingen 10 tot en met 13), en voorts om de bepalingen van verordening nr. 509/2006 beter, duidelijker en scherper te maken zodat de regeling voor gegarandeerde traditionele specialiteiten (hierna: „GTS’en”) aantrekkelijker wordt, tegen de achtergrond van het feit dat er slechts enkele namen zijn geregistreerd (overweging 34).

10      Volgens artikel 1, lid 2, van verordening nr. 1151/2012 worden bij deze verordening kwaliteitsregelingen ingesteld die de basis vormen voor de identificatie en, indien van toepassing, de bescherming van namen en aanduidingen die met name landbouwproducten aanduiden of beschrijven met waardetoevoegende kenmerken of waardetoevoegende eigenschappen die het gevolg zijn van de bij de productie gebruikte teelt- of verwerkingsmethoden of van de plaats waar zij worden voortgebracht of afgezet. De verordening omvat drie aparte kwaliteitsregelingen: de beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, de GTS’en en de facultatieve kwaliteitsaanduidingen.

11      Artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 bepaalt: „[d]eze verordening geldt onverminderd andere specifieke bepalingen van de Unie met betrekking tot het op de markt brengen van producten, en in het bijzonder met betrekking tot de gemeenschappelijke ordening van de markten, en inzake de etikettering van levensmiddelen”.

12      Ingevolge artikel 18, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 komt een naam in aanmerking voor registratie als GTS indien hij een specifiek product of levensmiddel beschrijft dat het resultaat is van een productiewijze, verwerkingswijze of samenstelling die in overeenstemming is met het traditionele gebruik voor dat product of dat levensmiddel, of is vervaardigd uit de traditioneel gebruikte grondstoffen of ingrediënten. Artikel 18, lid 2, van deze verordening bepaalt verder dat een naam, om te kunnen worden geregistreerd als GTS, traditioneel moet zijn gebruikt om het specifieke product aan te duiden, of het traditionele karakter of de specificiteit van het product moet aanduiden. De registratie van de naam van een product of levensmiddel als GTS is in dat kader onderworpen aan de in deze verordening vervatte voorwaarden en is in het bijzonder afhankelijk gesteld van overeenstemming met het productdossier als omschreven in artikel 19 van deze verordening. Registratie brengt met zich dat de betrokken naam bescherming geniet overeenkomstig de artikelen 23 en 24 van genoemde verordening.

13      In de artikelen 49 tot en met 52 van verordening nr. 1151/2012 is voorzien in een registratieprocedure in het kader waarvan groeperingen die werken met de producten in kwestie, dan wel natuurlijke of rechtspersonen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, een aanvraag tot registratie van een GTS kunnen indienen bij de lidstaat waarin de groepering is gevestigd. De lidstaat gaat na of de aanvraag gerechtvaardigd is en dient in voorkomend geval een aanvraagdossier in bij de Commissie. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de aanvraag niet voldoet aan de in de verordening vervatte voorwaarden voor de registratie van een GTS, stelt zij uitvoeringshandelingen vast waarbij de aanvraag wordt verworpen.

 Voorgeschiedenis van het geding

14      Op 22 december 2010 heeft de Tsjechische Republiek op grond van de bepalingen van verordening nr. 509/2006 een aanvraag ingediend bij de Commissie voor opname van de benaming „pomazánkové máslo” (smeerbare boter) in het register van GTS’en.

15      Op 1 april 2011 heeft de Commissie de Tsjechische Republiek ervan op de hoogte gesteld dat zij het onderzoek bedoeld in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 509/2006 had afgerond, en dat zij van oordeel was dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van die verordening, waaronder in het bijzonder de in artikel 4, lid 3, onder b), van genoemde verordening bedoelde voorwaarde, op grond waarvan een benaming die de specificiteit van een landbouwproduct of een levensmiddel tot uitdrukking brengt niet in het register mag worden opgenomen „[indien] zij misleidend is, met name indien zij verwijst naar [...] een kenmerk dat niet overeenstemt met het productdossier, en zij de consument derhalve kan misleiden wat de kenmerken van het product betreft”.

16      Zo heeft de Commissie geoordeeld dat de benaming „pomazánkové máslo” de voor de consument misleidende term „máslo” (boter) bevatte, aangezien hiermee wordt gesuggereerd dat het product over kenmerken beschikte die het niet werkelijk bezat. Het vetgehalte van het product voldeed immers, volgens de Commissie, niet aan de eisen van verordening nr. 1234/2007.

17      Op 30 mei 2011 heeft de Tsjechische Republiek de Commissie geantwoord dat zij het standpunt van de Commissie zou onderwerpen aan een juridische beoordeling in het licht van de procedure bij het Hof in de zaak die heeft geleid tot arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640).

18      De Tsjechische Republiek had de Commissie namelijk tweemaal, op 18 juni 2004 en op 14 maart 2007, verzocht om op het product „pomazánkové máslo” de afwijking toe te passen die is vervat in artikel 2, lid 2, derde alinea, eerste streepje, van verordening nr. 2991/94 [overgenomen in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007], maar de Commissie had bij brieven van 23 september 2005 en 27 augustus 2007 geweigerd aan deze verzoeken gevolg te geven. Aangezien de Tsjechische Republiek haar wetgeving niet had gewijzigd, heeft de Commissie haar op 6 juni 2008 een aanmaningsbrief doen toekomen. Op 3 november 2009 heeft de Commissie haar een met redenen omkleed advies doen toekomen en vervolgens, op 25 januari 2011, bij het Hof van Justitie beroep wegens niet-nakoming ingesteld.

19      Bij arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640), heeft het Hof geoordeeld dat de Tsjechische Republiek de verplichtingen niet was nagekomen die op haar rustten krachtens artikel 115 van verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met punt I, 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij deze verordening en deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage, door de verkoop van „pomazánkové máslo” onder de benaming „máslo” toe te staan, hoewel dit product een melkvetgehalte van minder dan 80 % had en een gehalte aan water en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van meer dan 16 % respectievelijk meer dan 2 % had.

20      Bij brief van 23 oktober 2012 heeft de Tsjechische Republiek aan de Commissie meegedeeld dat zij ervan uitging dat niets eraan in de weg stond om verder te gaan met de procedure voor de opname van de benaming „pomazánkové máslo” in het register van GTS’en, en dat op basis van een nationaal onderzoek was vastgesteld dat Tsjechische consumenten deze benaming niet als misleidend beschouwden.

21      Verordening nr. 509/2006 is ingetrokken en vervangen door verordening nr. 1151/2012, die in werking is getreden op 3 januari 2013.

22      Op 14 mei 2013 heeft de Tsjechische Republiek de Commissie ervan op de hoogte gesteld dat zij in vervolg op arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640), bezig was een wetgevingsprocedure in gang te zetten die ertoe moest leiden dat de verkoopbenaming „pomazánkové máslo” werd vervangen door „tradiční pomazánkové” (traditioneel smeerbaar product), welke benaming was voorzien van de vermelding „mléčná pomazánka 34 %” (melkvetproduct 34 %).

23      Op 2 juli 2013 heeft de Commissie de Tsjechische Republiek ervan op de hoogte gesteld dat de registratieaanvraag, gelet op haar onderzoek overeenkomstig artikel 50, lid 1, van verordening nr. 1151/2012, niet voldeed aan de voorwaarden van deze verordening, aangezien deze aanvraag niet in overeenstemming was met de bepalingen van verordening nr. 1234/2007 en daarmee in strijd was met artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012.

24      De Commissie heeft tijdens de hoorzitting van het Comité inzake de kwaliteit van landbouwproducten van 17 oktober 2013 aangedrongen op afwijzing van de aanvraag tot registratie van de benaming „pomazánkové máslo” als GTS. Het Comité heeft met meerderheid van stemmen een positief advies uitgebracht over het voorstel van de Commissie.

25      Bij beslissing van 13 november 2013 (hierna: „bestreden besluit”) heeft de Commissie uitvoeringsbesluit 2013/658/EU vastgesteld, houdende afwijzing van een aanvraag tot inschrijving in het in verordening nr. 1151/2012 bedoelde register van gegarandeerde traditionele specialiteiten [Pomazánkové máslo (GTS)] (PB L 305, blz. 22).

 Procedure en conclusies van partijen

26      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 22 januari 2014, heeft de Tsjechische Republiek het onderhavige beroep ingesteld.

27      De Tsjechische Republiek concludeert tot:

–        nietigverklaring van het bestreden besluit;

–        verwijzing van de Commissie in de kosten.

28      De Commissie concludeert tot:

–        verwerping van het beroep;

–        verwijzing van de Tsjechische Republiek in de kosten.

 In rechte

29      Ter onderbouwing van haar beroep voert de Tsjechische Republiek één middel aan, ontleend aan schending van de artikelen 50 en 52 van verordening nr. 1151/2012, gelezen in samenhang met artikel 18 van die verordening, doordat de Commissie niet aan de voorwaarden voor registratie van de GTS „pomazánkové máslo” heeft getoetst en haar aanvraag heeft afgewezen om een andere reden dan het niet vervullen van deze voorwaarden.

30      De Tsjechische Republiek betoogt in dit verband dat de Commissie haar weigering om de benaming „pomazánkové máslo” te registreren heeft gebaseerd op de stelling dat deze niet overeenstemt met het productdossier zoals vervat in verordening nr. 1234/2007, waarin onder meer de regels inzake het gebruik van de verkoopbenaming voor boter en andere smeerbare vetproducten zijn neergelegd, terwijl geen enkele bepaling van verordening nr. 1151/2012 een dergelijke voorwaarde stelt. De Tsjechische Republiek is van opvatting dat deze verordeningen voorzien in alternatieve registratiewijzen voor de benamingen van landbouwproducten, en beide tot doel hebben ervoor te zorgen dat consumenten zich aan de hand van de benaming van een product op de hoogte kunnen stellen van de eigenschappen ervan. De Tsjechische Republiek meent dat artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012, op grond waarvan deze verordening geldt onverminderd andere specifieke bepalingen van de Europese Unie met betrekking tot het op de markt brengen van producten, en in het bijzonder met betrekking tot de gemeenschappelijke ordening van de markten, en inzake de etikettering van levensmiddelen, slechts dient om aan te geven dat deze verordening het op de markt brengen en de benaming van levensmiddelen niet uitputtend regelt.

31      Ingevolge artikel 50, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 „onderzoekt [de Commissie] op gepaste wijze alle door haar uit hoofde van artikel 49 ontvangen aanvragen om te controleren of de aanvraag gerechtvaardigd is en aan de voorwaarden van de toepasselijke regeling voldoet”. Artikel 52, lid 1, van deze verordening bepaalt dat, „[i]ndien de Commissie, op basis van de informatie waarover zij beschikt, naar aanleiding van het krachtens artikel 50, lid 1, eerste alinea, verrichte onderzoek, oordeelt dat niet aan de registratievoorwaarden wordt voldaan, zij [...] uitvoeringshandelingen vast[stelt] waarbij de aanvraag wordt verworpen” en dat „[d]ie uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 57, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure”.

32      Volgens artikel 18, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 „komt [een naam] in aanmerking voor registratie als gegarandeerde traditionele specialiteit indien hij een specifiek product of levensmiddel beschrijft dat [...] het resultaat is van een productiewijze, verwerkingswijze of samenstelling die in overeenstemming is met het traditionele gebruik voor dat product of dat levensmiddel[,] of [...] is vervaardigd uit de traditioneel gebruikte grondstoffen of ingrediënten”. Artikel 18, lid 2, van deze verordening bepaalt verder: „[o]m te kunnen worden geregistreerd als gegarandeerde traditionele specialiteit, moet een naam [...] traditioneel zijn gebruikt om het specifieke product aan te duiden [...] of [...] het traditionele karakter of de specificiteit van het product aanduiden”.

33      Terwijl de Tsjechische Republiek van opvatting is dat de Commissie zich bij haar onderzoek van de registratieaanvraag moest beperken tot de controle of de benaming in kwestie voldeed aan de voorwaarden van artikel 18 van verordening nr. 1151/2012, meent de Commissie dat zij ook moest controleren of deze aanvraag voldeed aan de voorwaarden van verordening nr. 1234/2007, waarbij zij zich baseert op artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012. Volgens deze bepaling, die deel uitmaakt van de algemene bepalingen van de verordening en de werkingssfeer ervan afbakent, „geldt [deze verordening] onverminderd andere specifieke bepalingen van de Unie met betrekking tot het op de markt brengen van producten, en in het bijzonder met betrekking tot de gemeenschappelijke ordening van de markten, en inzake de etikettering van levensmiddelen”.

34      Volgens vaste rechtspraak moet bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar eveneens met de context ervan en met de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaakt (zie arrest van 7 juni 2005, VEMW e.a., C‑17/03, Jurispr., EU:C:2005:362, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak; arrest van 26 oktober 2010, Duitsland/Commissie, T‑236/07, Jurispr., EU:T:2010:451, punt 44). Bijgevolg moet rekening worden gehouden met het doel van de regels van de Unie teneinde hieraan een uitlegging te geven die hun nuttig effect volledig waarborgt (arrest van 13 juli 2004, Commissie/Raad, C‑27/04, Jurispr., EU:C:2004:436, punt 74).

35      In het licht van deze uitgangspunten dient te worden onderzocht of artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2002, op grond waarvan die verordening „geldt onverminderd andere specifieke bepalingen van de Unie met betrekking tot het op de markt brengen van producten, en in het bijzonder met betrekking tot de gemeenschappelijke ordening van de markten, en inzake de etikettering van levensmiddelen”, aldus moet worden uitgelegd dat een benaming enkel kan worden opgenomen in het register van GTS’en indien zij voldoet aan de voorwaarden voor het in de handel brengen zoals vervat in verordening nr. 1234/2007.

36      In de eerste plaats blijkt dat het antwoord op deze vraag kan worden gevonden in een letterlijke uitlegging van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012, gelet op de duidelijke betekenis van de passage „onverminderd andere specifieke bepalingen van de Unie met betrekking tot het op de markt brengen van producten, en in het bijzonder met betrekking tot de gemeenschappelijke ordening van de markten”. Deze passage houdt immers in dat genoemde verordening niet in de weg kan staan aan de toepassing van verordening nr. 1234/2007, waarbij de regels zijn vastgesteld voor deze gemeenschappelijke ordening.

37      In de tweede plaats blijkt de hierboven in punt 36 gegeven uitlegging te stroken met de algemene opzet van verordening nr. 1234/2007. In dit verband dient te worden herinnerd aan de wezenlijke betekenis van deze verordening voor de werking van het Europese landbouwbeleid. Overeenkomstig artikel 288, lid 2, VWEU is deze verordening, zoals elke verordening, verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Zij bevat een geheel aan regels inzake het beheer van de landbouwmarkten, handels- en productienormen voor landbouwproducten alsmede inzake de uit- en invoer ervan.

38      Om het in de handel brengen en de benaming van melk, zuivelproducten en vetten te regelen, zijn er diverse rechtsinstrumenten gecreëerd, waarvan de bedoeling is om „ten behoeve van zowel producenten als consumenten, enerzijds de positie van melk en zuivelproducten op de markt te verbeteren en anderzijds voor eerlijke concurrentie te zorgen tussen van melk afkomstige en andere dan van melk afkomstige smeerbare vetproducten” (overweging 51 van verordening nr. 1234/2007). Bij verordening nr. 2991/94, die een indeling en regels voor de benaming van de producten bevatte, waren aldus de handelsnormen vastgesteld voor zuivelproducten en andere dan zuivelproducten (overweging 51 van verordening nr. 1234/2007). Verordening nr. 1234/2007, waarbij verordening nr. 2991/94 is ingetrokken en die deze heeft vervangen onder overneming van alle bepalingen ervan (arrest C‑37/11, punt 2 hierboven, EU:C:2012:640, punt 2), heeft deze indeling behouden, die moet worden gehandhaafd (arrest C‑37/11, punt 2 hierboven, EU:C:2012:640, punt 56). Deze verordening heeft dus eveneens tot doel het gebruik van commerciële benamingen te uniformeren teneinde de concurrentie te handhaven en de consument te beschermen (overweging 51 van verordening nr. 1234/2007 en arrest C‑37/11, punt 2 hierboven, EU:C:2012:640, punt 61).

39      Volgens het aanhangsel bij bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, waarnaar artikel 115 van deze verordening verwijst, is de verkoopbenaming „boter” uitsluitend bestemd voor het „product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %”. De enige afwijkingen van dit voorschrift zijn vermeld in punt I, 2, derde alinea, van deze bijlage en betreffen:

a)      de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven,

b)      geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.

40      Verordening nr. 445/2007 bevat in bijlage I de lijst van producten die in aanmerking komen voor de afwijking bedoeld in artikel 2, lid 2, derde alinea, van verordening nr. 2991/94. Zoals partijen ter zitting hebben erkend, heeft de intrekking van verordening nr. 2991/94 bij verordening nr. 1234/2007 niet tot gevolg gehad dat verordening nr. 445/2007 is ingetrokken, aangezien artikel 2, lid 2, derde alinea, van verordening nr. 2991/94 woordelijk is overgenomen in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007. Genoemde lijst is dus van kracht gebleven en bakent de draagwijdte af van punt I, 2, derde alinea, onder a), van die bijlage. Zoals het Hof in herinnering heeft gebracht in arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640, punt 57), vormen de afwijkingen bedoeld in punt I, 2, derde alinea, onder a), van deze bijlage noodzakelijkerwijs een uitzondering, aangezien volgens de zevende overweging van verordening nr. 2991/94 met deze verordening werd beoogd een uniforme indeling van smeerbare vetproducten vast te stellen. Zoals aangegeven in overweging 4 van verordening nr. 445/2007 en blijkt uit arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640, punt 59), is deze lijst uitputtend.

41      In deze context, die wordt gekenmerkt door het belang dat de Europese wetgever eraan hecht om het gebruik van commerciële benamingen van landbouwproducten te uniformeren teneinde de concurrentie te handhaven en de consument te beschermen, moet aan de regels inzake de verkoopbenaming „boter” een uitlegging worden gegeven die hun nuttig effect volledig waarborgt. De door de Tsjechische Republiek voorgestelde uitlegging van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 zou tot gevolg hebben dat een lidstaat de regeling voor GTS’en kan gebruiken om de in verordening nr. 1234/2007 neergelegde regels inzake handelsnormen te omzeilen, en dat, aangenomen dat het product in kwestie in de handel kan worden gebracht, dit product een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel ten deel valt en de consument wordt misleid. Daarentegen kunnen op basis van de door de Commissie in het bestreden besluit gevolgde, hierboven in punt 36 beschreven uitlegging van die bepaling de regels inzake de verkoopbenaming „boter” worden geëerbiedigd.

42      In de derde plaats blijkt de hierboven in punt 36 gegeven uitlegging van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 te stroken met de doeleinden van deze regeling.

43      Volgens overweging 34 van verordening nr. 1151/2012 bestaat de specifieke doelstelling van de regeling voor GTS’en er immers in producenten van traditionele producten behulpzaam te zijn bij het aan de consument kenbaar maken van de waardetoevoegende eigenschappen van hun producten. In artikel 17 van deze verordening is eveneens aangegeven dat de regeling voor GTS’en „wordt [...] ingesteld om traditionele productiemethoden en recepten in stand te houden door producenten van traditionele producten behulpzaam te zijn bij het in de handel brengen van hun traditionele recepten en producten en het aan de consument kenbaar maken van de waardetoevoegende eigenschappen daarvan”. Daarentegen is in het geheel niet beoogd om naast de bij verordening nr. 1234/2007 ingevoerde regeling een alternatieve regeling inzake handelsnormen voor landbouwproducten in te voeren, en nog minder om af te wijken van de regels van die verordening.

44      Bovendien zou aanvaarding van de stelling van de Tsjechische Republiek tot gevolg hebben dat producten als GTS zouden kunnen worden geregistreerd die niet voldoen aan de handelsnormen van verordening nr. 1234/2007 en in beginsel dus niet in de handel mogen worden gebracht, ook al is in artikel 23, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 bepaald dat een als GTS geregistreerde naam mag worden gebruikt door alle marktdeelnemers die een product in de handel brengen dat in overeenstemming is met het desbetreffende productdossier.

45      In de vierde, tevens laatste plaats kunnen de overige door de Tsjechische Republiek aangevoerde argumenten de door de Commissie in het bestreden besluit gevolgde, hierboven in punt 36 beschreven uitlegging van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 niet in twijfel trekken.

46      De Tsjechische Republiek stelt dat de door haar voorgestelde uitlegging van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 consistent is, aangezien de in artikel 18 van verordening nr. 1151/2012 vervatte voorwaarden samenvallen met de voorwaarden waarin is voorzien in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007.

47      Evenwel dient om te beginnen in ieder geval in herinnering te worden gebracht dat, zelfs indien zou worden aangenomen dat de voorwaarden van artikel 18 van verordening nr. 1151/2012 overlap vertonen met hetgeen is bepaald in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, de Commissie gebonden zou blijven aan artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012, op grond waarvan zij verplicht is om de bepalingen van verordening nr. 1234/2007 te eerbiedigen. Daarbij komt dat de draagwijdte van hetgeen is bepaald in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 wordt begrensd door de uitputtende lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 (zie punt 40 hierboven).

48      Subsidiair dient, zoals de Commissie stelt, te worden geconstateerd dat de voorwaarden in punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 verschillen van de voorwaarden vervat in artikel 18 van verordening nr. 1151/2012. Verordening nr. 1234/2007, die de mogelijkheid biedt om, onder meer voor de „benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is”, af te wijken van de benamingsregels voor smeerbare vetten, moet immers aldus worden uitgelegd dat deze niet slechts eist dat de benaming in kwestie traditioneel wordt gebruikt, maar ook dat de precieze aard van het product in kwestie zich onderscheidt van de aard van het product met een beschermde benaming. Daarentegen eist verordening nr. 1151/2012 uitsluitend dat het product in kwestie het resultaat is van een productiewijze, verwerkingswijze of samenstelling die in overeenstemming is met het traditionele gebruik, en dat het gaat om een naam die traditioneel wordt gebruikt of het traditionele karakter van het product aanduidt.

49      Een dergelijke uitlegging van punt I, 2, derde alinea, onder a), van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 strookt immers met de doeleinden inzake consumentenbescherming en concurrentiehandhaving die met deze verordening worden nagestreefd, waarbij op grond van deze verordening afwijkingen enkel zijn toegestaan voor producten waarvan de werkelijke aard niet kan worden verward met die van producten met een beschermde benaming.

50      Het argument van de Tsjechische Republiek dat de redenering van de Commissie ertoe leidt dat het nuttig effect van verordening nr. 1151/2012 wordt beperkt door een verplichte aanvullende procedure en verminderde aantrekkelijkheid van het predicaat „GTS”, kan evenmin worden aanvaard. Met deze beide verordeningen worden immers ten dele afzonderlijke doelstellingen nagestreefd (zie punten 38 en 43 hierboven) en bij deze verordeningen is voorzien in verschillende voorwaarden (zie punt 48 hierboven). Het is consistent dat er naast de algemene voorwaarden voor het in de handel brengen van landbouwproducten zoals opgenomen in verordening nr. 1234/2007 een specifieke en afzonderlijke procedure is ingevoerd bij verordening nr. 1151/2012 die bedoeld is om consumenten waarborgen te verschaffen dat voor bepaalde landbouwproducten terecht claims over waardetoevoegende eigenschappen kunnen worden gemaakt.

51      Ten slotte wordt de wettigheid van het bestreden besluit niet aangetast door de omstandigheid dat het Hof zich in arrest C‑37/11, punt 2 hierboven (EU:C:2012:640), niet heeft uitgelaten over de vraag of de „pomanzánkové máslo” voldeed aan de voorwaarden van verordening nr. 1151/2012, zoals de Tsjechische Republiek stelt. De Commissie heeft immers in punt 2 van dit besluit verwezen naar de conclusie van het Hof dat de benaming in kwestie niet strookte met verordening nr. 1234/2007. Gelet op deze conclusie was het gerechtvaardigd om de betrokken registratieaanvraag af te wijzen op grond van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012.

52      Uit een en ander vloeit voort dat de Commissie geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 aldus uit te leggen dat een benaming niet kon worden opgenomen in het register van GTS’en wanneer deze niet in overeenstemming was met de in verordening nr. 1234/2007 neergelegde voorwaarden voor het in de handel brengen.

53      Het enige middel, ontleend aan schending van de artikelen 50 en 52 van verordening nr. 1151/2012, gelezen in samenhang met artikel 18 van die verordening, is dan ook ongegrond, zodat het beroep in zijn geheel dient te worden verworpen.

 Kosten

54      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd.

55      Aangezien de Tsjechische Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie te worden verwezen in de kosten.

HET GERECHT (Tweede kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      De Tsjechische Republiek wordt verwezen in de kosten.

Martins Ribeiro

Gervasoni

Madise

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 mei 2015.

ondertekeningen


* Procestaal: Tsjechisch.