Language of document :

Beroep ingesteld op 18 september 2009 - E.ON Ruhrgas AG en E.ON AG / Commissie

(Zaak T-360/09)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: E.ON Ruhrgas AG (Essen, Duitsland) en E.ON AG (Düsseldorf, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Wiedemann en T. Klose, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de bestreden beschikking nietig verklaren;

subsidiair, de in de bestreden beschikking aan verzoeksters opgelegde geldboete passend verlagen;

verwerende partij verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen beschikking C(2009 5355 def. van de Commissie van 8 juli 2009 (zaak COMP/39.401 - E.ON/GDF). In de bestreden beschikking is aan verzoeksters en een andere onderneming een geldboete wegens schending van artikel 81, lid 1, EG opgelegd op grond dat zij hadden deelgenomen aan een overeenkomst en aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de aardgassector.

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zes middelen aan.

Als eerste middel stellen verzoeksters dat artikel 81, lid 1, EG niet van toepassing is omdat de door de Commissie gelaakte overeenkomsten niet in strijd zijn met het verbod van mededingingsregelingen. Zij voeren in dit verband met name aan dat het gaat om geoorloofde nevenafspraken met het oog op de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming MEGAL.

Als tweede middel stellen verzoeksters subsidiair dat de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de duur van de inbreuk. Zij voeren in dit verband aan dat de gelaakte overeenkomsten reeds kort na het begin van de liberalisering, en in elk geval bij de formele beëindigingsovereenkomst van 13 augustus 2004, zijn opgeheven.

Als derde middel voeren verzoeksters aan dat zij worden gediscrimineerd ten opzichte van de adressaten van de overeenkomstige beschikkingen van de Commissie van 26 oktober 2004 in de zaken GDF/ENI en GDF/Enel. Zij stellen in dit verband dat de Commissie in die zaken onder verwijzing naar de recente liberalisering heeft besloten geen geldboeten op te leggen, en dat zij dit ook in het onderhavige geval had moeten doen omdat de zaken op alle essentiële punten gelijk of althans vergelijkbaar zijn.

Als vierde middel stellen verzoeksters dat de vermeende afspraken uit 1975 verjaard zijn, aangezien zij meer dan vijf jaar vóór het door de Commissie ingestelde onderzoek zijn beëindigd.

Als vijfde middel stellen verzoeksters dat de geldboete niet juist is berekend.

Ten slotte wordt aangevoerd dat de Commissie de beginselen inzake de toerekening van inbreuken op de mededinging heeft geschonden omdat E.ON AG rechtstreeks noch indirect aansprakelijk kan worden gesteld voor de vermeende inbreuken van E.ON Ruhrgas AG.

____________