Language of document :

Beroep ingesteld op 31 januari 2012 - Uspaskich / Europees Parlement

(Zaak T-84/12)

Procestaal: Litouws

Partijen

Verzoekende partij: Viktor Uspaskich (Kėdainiai, Republiek Litouwen), (vertegenwoordiger: Aivaro Raišutis, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

Verzoeker verzoekt het Gerecht:

besluit nr. P7_TA(2011)0541 van het Europees Parlement van 1 december 2011 over het verzoek om verdediging van de immuniteit van Viktor Uspaskich nietig te verklaren;

gevolg te geven aan verzoekers verzoek van 11 april 2011 tot heroverweging van het verzoek van de hoogste openbare aanklager om de immuniteit op te heffen;

verzoekers immuniteit te verdedigen;

verzoeker een schadevergoeding toe te kennen van 10 000 EUR;

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

Eerste middel: schending van het recht op heroverweging van een eerder besluit wanneer nieuwe feiten die aanleiding geven tot een vermoeden van fumus persecutionis aan het licht zijn gekomen.

Tweede middel: schending van het recht op een onpartijdige beoordeling van het verzoek, aangezien dezelfde persoon als rapporteur is aangesteld in de tweede zaak betreffende verdediging van de immuniteit.

Derde middel: schending van de rechten van de verdediging en van het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.

Vierde middel: schending van artikel 9, lid 1, sub a, van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie. Het Europees Parlement heeft het bestreden besluit op een onjuiste rechtsgrondslag gebaseerd en artikel 9, lid 1, sub a, van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie geschonden, aangezien het is uitgegaan van een kennelijk onjuiste uitlegging van artikel 62, leden 1 en 2, van de Litouwse Grondwet.

Vijfde middel: kennelijk onjuiste beoordeling van fumus persecutionis. Volgens verzoeker heeft het Europees Parlement een onjuiste beoordeling gemaakt wat betreft het dwingende karakter van zijn vorige besluiten inzake immuniteit en wat betreft het fumus-beginsel, en geweigerd verzoekers argumenten aangaande fumus persecutionis - op grond waarvan hij diende erkend te worden als slachtoffer van politieke vervolging - in overweging te nemen.

____________