Language of document :

Beroep ingesteld op 3 juli 2018 – de Volksbank/GAR

(Zaak T-406/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: de Volksbank NV (Utrecht, Nederland) (vertegenwoordigers: M. van Loopik, A. Kleinhout, A. ter Haar en T. Waterbolk, advocaten)

Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad van 12 april 2018 betreffende de berekening van de vooraf te betalen bijdrage aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds voor 2018 (SRB/ES/SRF/2018/3) nietig te verklaren;

subsidiair, voormeld bestreden besluit nietig te verklaren en gedelegeerde verordening 2015/63 van de Commissie (hierna: „gedelegeerde verordening”)1 in overeenstemming met artikel 277 VWEU geheel of gedeeltelijk niet-toepasselijk te verklaren;

in elk geval de GAR te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

Eerste middel: schending van artikel 103, lid 2, van richtlijn 2014/59/EU2 , artikel 70, lid 2, van verordening nr. 806/20143 en artikel 4, lid 1, van de gedelegeerde verordening, doordat onvergelijkbare gegevens zijn gebruikt om verzoeksters netto passiva vast te stellen:

uit de tekst en de doelstellingen van artikel 103, lid 2, van richtlijn 2014/59/EU en artikel 70, lid 2, van verordening 806/2014 volgt dat de GAR gegevens moet gebruiken die betrekking hebben op eenzelfde tijdstip of periode om de netto passiva overeenkomstig die bepalingen te berekenen, en

uit de tekst en de doelstellingen van artikel 4, lid 1, van de gedelegeerde verordening, in het licht van richtlijn 2014/59/EU en verordening 806/2014, volgt dat de GAR gebruik moet maken van vergelijkbare gegevens om een billijke berekening van de bijdrage op basis van het risicoprofiel van de bank te waarborgen.

Tweede middel, dat subsidiair is ten opzichte van het eerste middel: schending van de artikelen 103, leden 2 en 7, van richtlijn 2014/59/EU en van artikel 290 VWEU, aangezien de gedelegeerde verordening, zoals toegepast door de GAR in het bestreden besluit, het aan de Europese Commissie verleende mandaat overschrijdt, waardoor de gedelegeerde verordening niet van toepassing is ingevolge artikel 277 VWEU:

de gedelegeerde verordening vult in strijd met artikel 290 VWEU essentiële elementen van richtlijn 2014/59/EU aan;

indien de artikelen 4, leden 1 en 2, en 16, lid 2, van de gedelegeerde verordening enkel aldus kunnen worden uitgelegd dat de GAR onvergelijkbare gegevens moet gebruiken, is de gedelegeerde verordening niet volledig in overeenstemming met de tekst en de doelstellingen van richtlijn 2014/59/EU, en

voor zover in de gedelegeerde verordening regels worden vastgesteld voor de berekening van de jaarlijkse basisbijdrage, gaat de gedelegeerde verordening verder dan het mandaat in artikel 103, lid 7, van richtlijn 2014/59/EU.

Derde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel door verzoeksters gedekte deposito's niet naar behoren in aanmerking te nemen:

de berekeningsmethode van de GAR is ongeschikt om de doelstellingen van richtlijn 2014/59/EU, verordening 806/2014 en de gedelegeerde verordening te bereiken, en

de berekeningsmethode van de GAR gaat ook verder dan wat nodig is om de door de wetgeving nagestreefde doelstellingen te bereiken.

Vierde middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel door verzoeksters gedekte deposito's niet naar behoren in aanmerking te nemen:

verzoekster kon de interpretatie van de gedelegeerde verordening door de GAR niet voorzien.

Vijfde middel: schending van het beginsel van gelijke behandeling door verzoeksters gedekte deposito's niet naar behoren in aanmerking te nemen:

verzoekster moet een aanzienlijk hogere bijdrage aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds betalen dan andere banken met dezelfde of een vergelijkbare omvang en hetzelfde of een vergelijkbaar risicoprofiel.

____________

1 Gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PB 2015, L 11, blz. 44).

2 Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB 2014, L 173, blz. 190).

3 Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014, L 225, blz. 1).