Language of document : ECLI:EU:C:2011:546

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

P. MENGOZZI

van 6 september 2011 (1)

Zaak C‑412/10

Deo Antoine Homawoo

tegen

GMF Assurances SA

[verzoek van de High Court of Justice (England and Wales), Queen’s Bench Division (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‚Rome II’) – Temporele werkingssfeer”





1.        Met dit verzoek om een prejudiciële beslissing stelt de High Court of Justice (England and Wales), Queen’s Bench Division (Verenigd Koninkrijk) de eerste uitleggingsvraag inzake verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”)(2) (hierna: „Rome II-verordening”). Deze vraag betreft de temporele werkingssfeer van de verordening.

I –    Rechtskader

A –    Rome II-verordening

2.        De punten 6, 13, 14 en 16 van de considerans van de Rome II-verordening luiden als volgt:

„(6)      De goede werking van de interne markt vereist, ter bevordering van de voorspelbaarheid van de uitslag van rechtsgedingen, de rechtszekerheid en het vrije verkeer van vonnissen, dat de in de lidstaten geldende collisieregels hetzelfde nationale recht aanwijzen, ongeacht bij welke rechter het geding aanhangig wordt gemaakt.

[...]

(13)      Eenvormige regels die worden toegepast ongeacht het recht dat zij aanwijzen, kunnen concurrentievervalsing tussen communautaire justitiabelen voorkomen.

(14)      De eis van rechtszekerheid en de noodzaak om recht te doen in individuele gevallen zijn wezenlijke onderdelen van een ruimte van rechtvaardigheid. [...]

[...]

(16)      Eenvormigheid van de regels moet de voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken vergroten en een redelijk evenwicht garanderen tussen de belangen van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld, en die van de persoon die schade lijdt. [...]”

3.        Tenzij in de Rome II-verordening anders is bepaald, is volgens artikel 4, lid 1, van deze verordening „het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen”.

4.        Artikel 15 van de Rome II-verordening, waarin de werkingssfeer van het aldus aangewezen recht is gedefinieerd, luidt als volgt:

„Het recht dat krachtens deze verordening op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is, regelt met name:

a)      de grond en de omvang van de aansprakelijkheid, waaronder begrepen het vaststellen wie voor een handeling aansprakelijk gesteld kan worden;

b)      de gronden tot uitsluiting van aansprakelijkheid, alsook elke beperking en verdeling van de aansprakelijkheid;

c)      het bestaan, de aard en de begroting van de schade of het gevorderde;

[...]”

5.        Volgens artikel 28, lid 1 van de Rome II-verordening laat deze verordening „onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten waarbij één of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen”.

6.        Artikel 29 bepaalt onder meer dat „[d]e lijst van de in artikel 28, lid 1, bedoelde overeenkomsten [...] door de lidstaten uiterlijk op 11 juli 2008 aan de Commissie [wordt] bezorgd. [...] Binnen zes maanden na ontvangst ervan maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend: [...] de [...] lijst van overeenkomsten [...]”.

7.        Artikel 30 behelst een herzieningsclausule, waarin is bepaald dat de Commissie „[u]iterlijk op 20 augustus 2011” verslag zal uitbrengen over de toepassing van de Rome II-verordening.

8.        De artikelen 31 en 32 van de Rome II-verordening luiden als volgt:

„Artikel 31 – Temporele toepassing

Deze verordening is van toepassing op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich voordoen na de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 32 – Inwerkingtreding

Deze verordening is van toepassing met ingang van 11 januari 2009, met uitzondering van artikel 29, dat van toepassing is met ingang van 11 juli 2008.”

B –    Nationaal recht

9.        Het in het Verenigd Koninkrijk geldende conflictenrecht inzake onrechtmatige daad, vóór toepassing van de Rome II-verordening, is neergelegd in Part III van de Private International Law (Miscellaneous Provisions) Act 1995 [wet internationaal privaatrecht (diverse bepalingen) van 1995]. Volgens de door de rechterlijke instanties van het Verenigd Koninkrijk aan deze wet van 1995 gegeven uitlegging wordt hierdoor het recht aangewezen dat van toepassing is op de materieelrechtelijke aspecten van het geschil. Onderwerpen die het Engelse recht als procesrechtelijk beschouwt, worden beheerst door het Engelse recht als de lex fori.

10.      Wat de begroting van de schade betreft, geldt volgens de rechtspraak, en dan met name de uitspraak van de House of Lords in de zaak Harding v. Wealands(3), het volgende:

a)      de lex causae bepaalt voor welke „vormen” van schade vergoeding kan worden verkregen, dat wil zeggen de categorieën van schade die in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen;

b)      de begroting van elke „vorm” van schade die recht geeft op schadevergoeding, is een procedurekwestie die wordt beheerst door het Engelse recht als de lex fori.

II – Hoofdgeding en prejudiciële vragen

11.      Op 29 augustus 2007 is Homawoo in Frankrijk bij het oversteken van een weg aangereden door een motorvoertuig. Hij is daarbij gewond geraakt. Het voertuig, met Frans kenteken, werd op het moment van het ongeval bestuurd door een persoon die verzekerd was bij GMF Assurances SA (hierna: „GMF”).

12.      Op 8 januari 2009 heeft verzoeker in het hoofdgeding, woonachtig in het Verenigd Koninkrijk, bij de High Court een procedure ingeleid tegen onder meer GMF, in het kader waarvan hij schadevergoeding wegens lichamelijk letsel en indirecte schade heeft gevorderd, een en ander overeenkomstig de artikelen 9, lid 1, sub b, en 11, lid 2, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(4). GMF betwist niet dat zij schadeplichtig is jegens bedoelde verzoeker. Zij verschilt echter met verzoeker in het hoofdgeding van mening ten aanzien van de vaststelling van het op de begroting van de schade toepasselijke recht.

13.      Het ongeval heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2007 en de vordering is bij de High Court ingesteld op 8 januari 2009. Aangezien deze data allebei vóór de in artikel 32 van de Rome II-verordening genoemde datum van 11 januari 2009 liggen, is verzoeker in het hoofdgeding van mening dat deze verordening niet op het hoofdgeding van toepassing is en dat de begroting van zijn schade daarom zou moeten worden beheerst door het Engelse recht als de lex fori. Volgens GMF is de Rome II-verordening overeenkomstig artikel 254, lid 1, EG(5) in werking getreden op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie(6). Nu de schadeveroorzakende gebeurtenis waarom het in het hoofdgeding gaat, na die datum heeft plaatsgevonden, zou verzoekers schade overeenkomstig de artikelen 4 en 15, sub c, van de Rome II-verordening naar Frans recht moeten worden begroot.

14.      Deze verschillen van inzicht met betrekking tot de inwerkingtreding van de Rome II-verordening zijn voor de High Court of Justice (England and Wales), Queen’s Bench Division, aanleiding geweest om de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

„1)      Moeten de artikelen 31 en 32 van [de Rome II-verordening], gelezen in samenhang met artikel 297 [VWEU](7), aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter Rome II, in het bijzonder artikel 15, sub c, van deze verordening, moet toepassen in een zaak waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis zich op 29 augustus 2007 heeft voorgedaan?

2)      Heeft een van de volgende feiten een invloed op het antwoord op de eerste vraag:

a)      dat de procedure tot schadevergoeding op 8 januari 2009 is ingeleid;

b)      dat de nationale rechter geen beslissing over het toepasselijke recht heeft genomen vóór 11 januari 2009?”

III – Procesverloop voor het Hof

15.      Verzoeker in het hoofdgeding, GMF, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Griekse regering alsmede de Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend bij het Hof.

16.      Verzoeker in het hoofdgeding, GMF en de Commissie zijn ter terechtzitting van 14 juli 2011 gehoord.

IV – Juridische analyse

17.      Dit verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de in de artikelen 31 en 32 van de Rome II-verordening gedefinieerde temporele werkingssfeer van deze verordening. Artikel 31 bepaalt slechts dat de Rome II-verordening van toepassing is op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich voordoen „na de inwerkingtreding van de verordening”. Artikel 32 voegt daaraan toe dat deze verordening „van toepassing [is] met ingang van 11 januari 2009, met uitzondering van artikel 29, dat van toepassing is met ingang van 11 juli 2008”.

18.      In het hoofdgeding staan twee opvattingen tegenover elkaar. De eerste, verdedigd door GMF en de Griekse regering, komt erop neer dat artikel 31 geen datum van inwerkingtreding noemt en dat deze datum dus moet worden bepaald overeenkomstig artikel 254, lid 1, EG, dat wil zeggen op de twintigste dag na de bekendmaking van de Rome II-verordening: de verordening zou van toepassing zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na 20 augustus 2007. Volgens de tweede opvatting, die wordt aangehangen door verzoeker in het hoofdgeding, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie, wordt met de in artikel 31 genoemde inwerkingtreding eigenlijk de in artikel 32 bepaalde toepassingsdatum bedoeld, te weten 11 januari 2009, met dien verstande dat enkel artikel 29 van toepassing is vanaf 11 juli 2008: de Rome II-verordening zou van toepassing zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na 11 januari 2009.

19.      In enkele inleidende opmerkingen zal ik uiteenzetten in welk soort Unieverordeningen een onderscheid tussen „inwerkingtreding” en „toepassingsdatum” pleegt voor te komen (A). Ik zal nagaan of de wetgever met de in de Rome II-verordening opgenomen verwijzingen naar de inwerkingtreding en de toepassingsdatum van de verordening een dergelijk onderscheid heeft willen maken. Daartoe zal ik, na een analyse van de ontstaansgeschiedenis van de Rome II-verordening (B), achtereenvolgens de tekst van de artikelen 31 en 32 (C) alsmede de algemene opzet (D) en de doelstellingen (E) van de verordening onderzoeken.

A –    Inleidende opmerkingen over het onderscheid tussen „inwerkingtreding” en „toepassingsdatum”

20.      Voor sommige Unieverordeningen geldt dat zij op een later tijdstip dan dat van hun inwerkingtreding van toepassing worden. Dit is onder meer het geval bij de verordeningen waarbij de eerste gemeenschappelijke marktordeningen zijn ingesteld. Bij die verordeningen moet het onderscheid tussen „inwerkingtreding” en „toepassingsdatum” het mogelijk maken de door de betrokken verordening ingestelde nieuwe organen − zoals beheerscomités − onmiddellijk op te richten, zodat de Commissie de uitvoeringsbesluiten kan vaststellen waarvoor het advies van die organen vereist is.(8)

21.      Ook op het terrein van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, waartoe de Rome II-verordening moet worden gerekend, maakt de Uniewetgever dikwijls onderscheid tussen de inwerkingtreding en het van toepassing worden van een verordening. Hij deed dit voor het eerst bij de verordening betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken(9), die op 1 juli 2001 in werking is getreden, maar pas vanaf 1 januari 2004 is toegepast, met uitzondering van enkele artikelen, die tegelijk met de inwerkingtreding, dus op 1 juli 2001, van toepassing zijn geworden.(10) Die artikelen verplichtten de lidstaten om de Commissie bepaalde in de verordening genoemde gegevens mee te delen, waarna de Commissie, bijgestaan door een comité, een handleiding met de verstrekte gegevens moest opstellen en bijwerken.(11) De lidstaten en daarna de Commissie hadden de tijd tussen de datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum nodig om bepaalde taken uit te voeren alvorens de verordening van toepassing werd.

22.      Hetzelfde onderscheid komt ook voor in de latere verordeningen die op dit terrein zijn vastgesteld − waarbij tussen de datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum langere of minder lange tijd zit. De lidstaten krijgen zo de gelegenheid hun nationale recht eventueel te wijzigen alvorens de Commissie de gegevens mee te delen die volgens het betrokken instrument van hen worden verlangd. Die gegevens worden vervolgens openbaar gemaakt, doorgaans door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.(12) In het geval van de Rome II-verordening zou de uitlegging volgens welke artikel 31 de datum van inwerkingtreding van deze verordening op 20 augustus 2007 stelt, terwijl de toepassingsdatum 11 januari 2009 is – behalve voor artikel 29, dat vanaf 11 juli 2008 van toepassing is – andere gevolgen hebben, die ongebruikelijk zijn.

23.      Als de Rome II-verordening vanaf 11 januari 2009 van toepassing werd geacht op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich na 20 augustus 2007 hebben voorgedaan, zou er immers een periode van bijna 17 maanden zijn gedurende welke dergelijke gebeurtenissen aan het bij deze verordening ingestelde regime zouden moeten worden onderworpen, zonder dat de verordening daarop kan worden toegepast. Een dergelijke toepassingsvorm, waarbij de regeling van de Rome II-verordening in zekere zin toepasselijk is terwijl zij niet kan worden toegepast, komt in geen enkele andere verordening op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken voor.(13) Zo wordt met name in de tegenhanger van de Rome II-verordening, die conflictregels voor verbintenissen uit overeenkomst bevat, weliswaar onderscheid gemaakt tussen de datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum, maar ook gepreciseerd dat deze regeling van toepassing is op overeenkomsten die na laatstgenoemde datum zijn gesloten.(14)

24.      Gezien de ongebruikelijke consequenties waartoe het eventuele onderscheid tussen „inwerkingtreding” in artikel 31 en „toepassingsdatum” in artikel 32 zou leiden, in die zin dat de Rome II-verordening dan met ingang van 11 januari 2009 van toepassing zou zijn op schadeveroorzakende die zich na 20 augustus 2007 hebben voorgedaan, is het zinvol de ontstaansgeschiedenis van deze verordening te analyseren, die wellicht duidelijkheid kan verschaffen met betrekking tot de vraag of de wetgever dergelijke consequenties wel heeft gewild.

B –    Ontstaansgeschiedenis van de Rome II-verordening

25.      Op 22 juli 2003 kwam de Commissie met een voorstel voor een verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen.(15) Dat voorstel bevatte één artikel dat gewijd was aan de temporele werkingssfeer van de verordening. Onder het opschrift „Inwerkingtreding en toepassing in de tijd” was daarin bepaald: „Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005. Zij is van toepassing op niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit feiten die zich na haar inwerkingtreding hebben voorgedaan”(16).

26.      Tijdens de daaropvolgende onderhandelingen binnen de Raad van de Europese Unie gaf de Zweedse delegatie te kennen dat de Zweedse wetgeving met het oog op de toepassing van de verordening op bepaalde punten moest worden gewijzigd en dat er een periode van minimaal twee jaar nodig zou zijn om die wijzigingen door te voeren. Zij stelde daarom voor om de tekst „treedt in werking op 1 januari 2005” te vervangen door „treedt uiterlijk twee jaar na haar vaststelling in werking”.(17) Dat voorstel kreeg bijval van de Duitse delegatie.(18) Ook de Nederlandse delegatie achtte het wenselijk dat de lidstaten voldoende tijd zou worden gelaten om vóór de inwerkingtreding van de verordening de noodzakelijke nationale bepalingen vast te stellen.(19) Uit de interventies van de genoemde delegaties blijkt derhalve dat deze de inwerkingtreding van de Rome II-verordening wilden uitstellen.

27.      Parallel daaraan werd op 22 december 2005(20) voorgesteld om twee afzonderlijke artikelen op te stellen, waarvan het ene „Toepassing in de tijd” en het andere „Inwerkingtreding” zou heten, zodat de bestaande formulering – enigszins gewijzigd – over twee artikelen werd verdeeld. Die artikelen luidden als volgt:

„Artikel 27 − Toepassing in de tijd. Deze verordening is van toepassing op schade die intreedt na de inwerkingtreding ervan.

Artikel 27 bis – Inwerkingtreding. Deze verordening treedt in werking op [...]”

28.      Die suggestie werd niet overgenomen in het door de Commissie op 21 februari 2006 ingediende gewijzigde voorstel.(21) De datum „1 januari 2005” werd geschrapt, maar voor het overige bleef de tekst ongewijzigd. Het artikel over de temporele werkingssfeer van de verordening bepaalde dus dat „[d]eze verordening [...] in werking [treedt] op 1 januari 2005 [...]. Zij is van toepassing op niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit feiten die zich na haar inwerkingtreding hebben voorgedaan”.(22)

29.      Op 16 maart 2006 werd opnieuw voorgesteld de bepaling over de temporele werkingssfeer van de Rome II-verordening op te splitsen in twee artikelen(23), zij het dit keer iets anders geformuleerd. In het eerste artikel zou staan dat „[d]eze verordening [...] van toepassing [is] op schadeveroorzakende gebeurtenissen [...] die zich na haar inwerkingtreding hebben voorgedaan”.(24) Voor het tweede artikel werd de volgende tekst voorgesteld: de Rome II-verordening „treedt [9 maanden na haar vaststelling] in werking” en „is van toepassing met ingang van [15 maanden na haar vaststelling], met uitzondering van [het huidige artikel 29], dat van toepassing is met ingang van [9 maanden na haar vaststelling]”.(25) De Rome II-verordening zou dus 9 maanden na haar vaststelling in werking treden, op de datum waarop het huidige artikel 29 van toepassing werd.

30.      Het is weinig waarschijnlijk dat de wetgever zich toen ten volle heeft gerealiseerd dat als gevolg van die gewijzigde formulering de twee betrokken artikelen de Rome II-verordening strikt genomen van toepassing verklaarden op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich zouden voordoen na de datum waarop artikel 29 van toepassing werd, die samenviel met de datum van inwerkingtreding van de verordening. Een dergelijke uitlegging van de temporele werkingssfeer van de Rome II-verordening, die erop neerkomt dat deze verordening, gelet op haar definitieve tekst, met ingang van 11 januari 2009 van toepassing zou zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich na 11 juli 2008 hebben voorgedaan, is ook door geen van de partijen in het hoofdgeding verdedigd. Met het gebruik van de term „inwerkingtreding” in het eerste van de twee artikelen heeft de wetgever in feite slechts de in de eerdere versies gebezigde formulering overgenomen, zonder dat hij zich daarbij bewust is geweest van de inhoudelijke wijziging die daarvan het gevolg was.

31.      Blijkens een werknota van 3 mei 2006 gaven verscheidene delegaties na een bijeenkomst op 27 en 28 maart 2006 te kennen dat zij het onderscheid tussen de datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum verwarrend vonden.(26) Vermoedelijk ter vereenvoudiging is toen in een latere versie, van 10 april 2006(27), het eerste deel van dat tweede artikel weggelaten. In dat artikel, dat nog steeds „Inwerkingtreding” heette, stond alleen nog dat „[d]e [...] verordening [...] van toepassing [is] met ingang van [18 maanden na haar vaststelling], met uitzondering van [het huidige artikel 29], dat van toepassing is met ingang van [12 maanden na haar vaststelling]”.(28) Met een volgende versie, van 21 april 2006(29), heeft deze bepaling haar definitieve vorm gekregen, waarbij het opschrift is gewijzigd in „Toepassingsdatum”.

32.      Deze successieve tekstuele aanpassingen lijken bijgevolg eerder als formele dan als materiële wijzigingen van de Rome II-verordening te moeten worden beschouwd. In de aanloop naar de vaststelling van de Rome II-verordening is het met andere woorden schijnbaar steeds de intentie van de wetgever geweest om een verband te leggen tussen het begrip inwerkingtreding in artikel 31 en de toepassingsdatum in artikel 32. De wetgever lijkt zich daarbij het probleem van de vermelding van twee toepassingdata niet te hebben gerealiseerd.

33.      Die intentie wordt ook bevestigd door het feit dat deze kwestie tijdens de onderhandelingen die aan de vaststelling van de Rome II-verordening, op 11 juli 2007, zijn voorafgegaan, nauwelijks een punt van discussie is geweest. Uit de openbaar gemaakte stukken blijkt dat alleen tijdens de bijeenkomst op 27 en 28 maart 2006 is gesproken over de verwarring die het onderscheid tussen toepassingsdatum en datum van inwerkingtreding zou scheppen.(30) Het voorzitterschap heeft toen verklaard dat dit onderscheid te maken had met de verplichtingen waaraan de lidstaten vóór het van toepassing worden van de Rome II-verordening moesten voldoen, waarbij het heeft gewezen op de in het huidige artikel 29 geregelde melding van overeenkomsten. Daarmee heeft het voorzitterschap uitsluitend het eerder van toepassing worden van één van de artikelen van de Rome II-verordening gerechtvaardigd. Het heeft zich zeker niet beziggehouden met de mogelijkheid dat de Rome II-verordening nog eerder in werking zou treden of dat deze verordening van toepassing zou zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich vóór de toepassingsdatum van 11 januari 2009 zouden voordoen.

34.      Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 31 en 32 van de Rome II-verordening blijkt dan ook dat de wetgever niet duidelijk de bedoeling te kennen heeft gegeven om deze verordening van toepassing te doen zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich vóór de toepassingsdatum van 11 januari 2009 zouden voordoen. Er zal dus zorgvuldig moeten worden nagegaan of voor een dergelijke uitlegging van de betrokken artikelen wellicht steun kan worden gevonden in de definitieve tekst van de genoemde bepalingen dan wel in de algemene opzet of de doelstellingen van de Rome II-verordening.

C –    De tekst van de artikelen 31 en 32

35.      Artikel 32 van de Rome II-verordening bepaalt dat „[d]eze verordening [...] van toepassing [is] met ingang van 11 januari 2009, met uitzondering van artikel 29, dat van toepassing is met ingang van 11 juli 2008”. Artikel 31 preciseert dat de Rome II-verordening van toepassing is op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich voordoen „na de inwerkingtreding van de verordening”.

36.      Volgens GMF is de Uniewetgever goed vertrouwd met de begrippen inwerkingtreding en toepassing en met het verschil daartussen. Deze begrippen zouden worden verklaard in de Gemeenschappelijke praktische handleiding van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten behoeve van eenieder die binnen de gemeenschapsinstellingen bij de opstelling van wetteksten is betrokken(31). Ik moet deze bewering al meteen nuanceren. Het is waar dat de artikelen 20.10 en volgende van deze handleiding een „uitgestelde toepassing van verordeningen” mogelijk maken in zoverre zij expliciet bepalen dat „de inwerkingtreding van een verordening en het van toepassing worden van de bij die verordening ingestelde regeling [soms] niet [samenvallen], maar [...] het van toepassing worden tot een later tijdstip [wordt] uitgesteld”. Het verschil tussen de twee begrippen wordt echter niet uitgelegd. In artikel 20.10 wordt in dit verband slechts gerefereerd aan de verordeningen waarbij gemeenschappelijke marktordeningen worden ingesteld, en toegelicht welk doel het niet-samenvallen van de datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum bij die verordeningen dient. Een dergelijk doel, dat wordt nagestreefd in de specifieke context van verordeningen die betrekking hebben op bepaalde sectoren, zou echter niet het doel zijn dat in het kader van de Rome II-verordening werd beoogd door de in artikel 31 genoemde inwerkingtreding op 20 augustus 2007 vast te stellen, terwijl deze verordening vanaf 11 januari 2009 van toepassing is. Het enige dat dus uit de gemeenschappelijke praktische handleiding van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie kan worden afgeleid is dat daarin een illustratie is gegeven van het onderscheid tussen de inwerkingtreding en het van toepassing worden van een instrument voor een specifiek doel. Op basis van deze specifieke illustratie kan niet in het algemeen worden gesteld dat de Uniewetgever goed vertrouwd is met het verschil tussen de begrippen inwerkingtreding en toepassing.

37.      Bovendien – en dit is nog belangrijker – neemt het feit dat artikel 31 specifiek van „inwerkingtreding” en artikel 32 van „toepassingsdatum” spreekt, niet weg dat de in deze artikelen opgenomen bepalingen in onderling samenhang moeten worden gelezen, aangezien het eerste „Temporele toepassing” en het tweede „Toepassingsdatum” als opschrift heeft. Die lezing laat zien dat het gebruik van de begrippen inwerkingtreding en toepassing in de Rome II-verordening onnauwkeurig is en dat deze twee begrippen met elkaar worden verward. Bijgevolg kan het door GMF en de Griekse regering aangevoerde argument dat artikel 31 zou moeten worden aangevuld door de in de laatste zin van artikel 254, lid 1, EG vervatte bepaling dat „[verordeningen] in werking [treden] op de datum die zij daartoe bepalen of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag volgende op die van hun bekendmaking”, niet worden aanvaard.

38.      Dat tussen de twee begrippen geen duidelijk onderscheid bestaat, waardoor deze begrippen in de Rome II-verordening met elkaar worden verward, blijkt ook uit het feit dat in de meeste andere verordeningen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken in artikelen met het opschrift „Inwerkingtreding” de woorden „is van toepassing” of „is toepasselijk” voorkomen(32).

39.      Dat ontbreken van een duidelijk onderscheid tussen de twee begrippen is later ook bevestigd door de uiteenlopende vertalingen van de Rome II-verordening. In de Spaanse, de Nederlandse en de Roemeense versie heeft artikel 32 als opschrift „Inwerkingtreding”(33) in plaats van „Toepassingsdatum”. Deze drie versies laten er geen twijfel over bestaan dat de inwerkingtreding van de verordening op 11 januari 2009 moet worden gesteld, met uitzondering van uitsluitend artikel 29, dat op 11 juli 2008 in werking is getreden. Het Hof heeft duidelijk te kennen gegeven dat „het buiten beschouwing laten van twee taalversies [...] [zou] indruisen tegen [zijn] vaste rechtspraak [...], dat het vereiste van een uniforme uitlegging van de gemeenschapsverordeningen meebrengt, dat de tekst van een bepaling in geval van twijfel niet op zichzelf kan worden beschouwd, maar moet worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere officiële talen (zie met name arrest van 12 juli 1979, Koschniske, 9/79, Jurispr. blz. 2717, punt 6). [...] [A]lle taalversies [hebben] in beginsel dezelfde waarde, ongeacht welk deel van de bevolking van de lidstaten de taal in kwestie spreekt”.(34) Wat voor twee afwijkende taalversies opgaat, moet al helemaal voor drie versies gelden.

D –    Algemene opzet van de Rome II-verordening

40.      Wat de algemene opzet van de Rome II-verordening betreft, moet als uitgangspunt worden genomen dat in de bepalingen van deze verordening die aan de artikelen 31 en 32 voorafgaan, niets staat over toepassing van de verordening op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich vóór 11 januari 2009 hebben voorgedaan. Een analyse van deze bepalingen maakt slechts duidelijk waarom de wetgever ervoor heeft gekozen de verordening, die op 11 juli 2007 is vastgesteld, pas op 11 januari 2009 van toepassing te laten worden, met uitzondering van artikel 29, dat van toepassing is vanaf 11 juli 2008.

41.      Zoals GMF zelf in haar schriftelijke opmerkingen en ter terechtzitting terecht heeft opgemerkt, houden die twee verschillende toepassingsdata verband met de artikelen 28 en 29 van de Rome II-verordening. Vóór het van toepassing worden van deze verordening moet immers kennis kunnen worden genomen van de internationale overeenkomsten waarbij één of meer lidstaten partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen. Dit is een consequentie van artikel 28 van de Rome II-verordening, waarin is bepaald dat deze verordening de toepassing van die internationale overeenkomsten onverlet laat.

42.      Artikel 29 verplicht de lidstaten om die overeenkomsten uiterlijk op 11 juli 2008 aan de Commissie mee te delen, waarna laatstgenoemde de lijst van overeenkomsten binnen zes maanden na ontvangst ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt. Aangezien al die overeenkomsten normaal gesproken uiterlijk op 11 januari 2009 zullen zijn geïnventariseerd en bekendgemaakt, is de Rome II-verordening vanaf die datum van toepassing.

43.      Volgens GMF moest de Rome II-verordening noodzakelijkerwijze reeds van kracht zijn op de datum waarop artikel 29 van toepassing werd, die in de verordening is vastgesteld op 11 juli 2008. GMF leidt daaruit af dat deze verordening van toepassing is op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich vóór 11 januari 2009 hebben voorgedaan. Dit standpunt is niet houdbaar, aangezien uit artikel 32 duidelijk volgt dat de toepassingsdatum van artikel 29 niet samenvalt met die van de overige bepalingen van de Rome II-verordening. Indien nu de inwerkingtreding van de Rome II-verordening op 11 juli 2008 gepaard ging met de toepassing ervan op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich na die datum zouden voordoen, zouden dergelijke gebeurtenissen vanaf 11 juli 2008 aan de bepalingen van deze verordening worden onderworpen, ondanks dat het van toepassing worden van die bepalingen naar een later tijdstip was verschoven. De betrokken bepalingen zouden dan van toepassing worden vóór de datum die de wetgever daartoe expliciet heeft bepaald, namelijk 11 januari 2009.

44.      Zoals de Commissie opmerkt, is het bovendien een feit dat wanneer de Uniewetgever in een verordening op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – de Commissie noemt in dit verband de „Brussel II bis”-verordening als voorbeeld − bepaalt dat sommige artikelen gelijktijdig met de inwerkingtreding van die verordening van toepassing worden(35), die artikelen effect sorteren als gevolg van de vaststelling van een eerdere toepassingsdatum en niet als gevolg van de inwerkingtreding van de verordening als zodanig. Het onderscheid tussen de begrippen inwerkingtreding en toepassing vervaagt derhalve.

45.      Uit de analyse van de aan de artikelen 31 en 32 voorafgaande bepalingen blijkt duidelijk dat de Uniewetgever het van toepassing worden van de Rome II-verordening wilde uitstellen opdat eerst de internationale overeenkomsten waarbij één of meer lidstaten partij waren en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen, zouden worden bekendgemaakt. Die bepalingen bevatten daarentegen geen enkele aanwijzing dat de verordening van toepassing zou zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich vóór 11 januari 2009 hebben voorgedaan, of dat er een onderscheid zou zijn tussen de in artikel 31 bedoelde datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum in artikel 32.

46.      Aan deze constatering kan niet worden afgedaan door het feit dat in artikel 30 van de Rome II-verordening een herzieningsclausule staat, die bepaalt dat „[u]iterlijk op 20 augustus 2011” een verslag over de toepassing van deze verordening moet worden uitgebracht. Uit de vermelding van deze uiterste datum kan niet worden afgeleid dat de Rome II-verordening vier jaar eerder, dat wil zeggen op 20 augustus 2007, in werking is getreden. De datum van inwerkingtreding wordt in artikel 30 immers niet genoemd. Bovendien vermeldt het op 22 juni 2007 door het bemiddelingscomité goedgekeurde laatste voorstel voor de betrokken verordening geen enkele datum, maar laat het in plaats daarvan slechts een ruimte open die nog moet worden ingevuld.(36) Hetzelfde geldt voor het laatste document dat het Europees Parlement en de Raad hebben opgesteld op 11 juli 2007, de dag waarop de verordening werd vastgesteld.(37) De exacte datum „20 augustus 2011” is dus pas op het laatst toegevoegd en er is verder niets dat het leggen van een verband tussen deze datum en de in artikel 31 genoemde inwerkingtreding rechtvaardigt.

E –    Doelstellingen van de Rome II-verordening

47.      Blijkens de punten 6, 13, 14 en 16 van haar considerans beoogt de Rome II-verordening onder meer de voorspelbaarheid van de uitkomst van rechtsgedingen en de rechtszekerheid te bevorderen, alsmede de concurrentievervalsing te voorkomen waartoe de toepassing van niet-eenvormige regels zou kunnen leiden.

48.      Als de Rome II-verordening vanaf 11 januari 2009 werd toegepast op schadeveroorzakende gebeurtenissen die na 20 augustus 2007 hebben plaatsgevonden, zou er onzekerheid ontstaan omtrent de gevallen waarin deze verordening moest worden toegepast. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door hetgeen de partijen met betrekking tot deze hypothese hebben opgemerkt. Zo is verzoeker in het hoofdgeding van mening dat de Rome II-verordening zou moeten worden toegepast in procedures die op of na 11 januari 2009 zijn ingeleid. De Griekse regering stelt zich onder verwijzing naar het adagium jura novit curia op het standpunt dat de aangezochte rechter op de aan hem voorgelegde zaak het recht moet toepassen zoals dit van kracht is op het moment waarop hij uitspraak doet: vanaf 11 januari 2009 zou de Rome II-verordening dus in elke fase van een lopende procedure kunnen worden toegepast, vanaf het moment van instelling van het beroep tot en met het moment waarop het geschil definitief wordt beslecht. Deze onzekerheid wordt door de Commissie bevestigd in zoverre zij uiteenzet dat voor de toepassing van de Rome II-verordening op feiten die zich vóór 11 januari 2009 hebben voorgedaan, drie criteria zouden kunnen worden gehanteerd: dat van de inleiding van de procedure, dat van de vaststelling van het toepasselijke recht door de rechter dan wel dat van de gerechtelijke uitspraak.

49.      Uit al het voorgaande volgt duidelijk dat, indien de Rome II-verordening moest worden toegepast op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich na 20 augustus 2007 hebben voorgedaan, het onmogelijk zou zijn om in alle lidstaten nauwkeurig het moment te bepalen vanaf hetwelk deze verordening na 11 januari 2009 zou worden toegepast, alsook dat dit onvermijdelijk zou leiden tot uiteenlopende oplossingen binnen de Europese Unie.

50.      Teneinde overeenkomstig de in de punten 6, 13, 14 en 16 van de considerans van de Rome II-verordening geformuleerde eisen een eenvormige toepassing van deze verordening in alle lidstaten te verzekeren, dient deze verordening dan ook te worden toegepast op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich na haar toepassingsdatum hebben voorgedaan.

51.      Voor het geval het Hof niet voor deze benadering zou kiezen en de voorkeur zou geven aan toepassing van een van de door partijen voorgestelde criteria – te weten dat van de inleiding van de procedure, dat van de vaststelling van het toepasselijke recht door de rechter dan wel dat van de definitieve beslechting van het geschil, welke criteria zouden moeten worden verduidelijkt teneinde de toepassing van de Rome II-verordening in het geval van lopende procedures te preciseren – om nauwkeuriger te kunnen bepalen op welke feiten die zich in het verleden hebben voorgedaan, de Rome II-verordening van toepassing is, zal ik hierna uiteenzetten waarom met geen van die criteria een resultaat kan worden bereikt dat bevredigend en in overeenstemming met de in de verordening geformuleerde doelstellingen is.

52.      Ten eerste zou op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich tussen 20 augustus 2007 en 10 januari 2009 hebben voorgedaan, verschillend recht worden toegepast al naargelang – afhankelijk van het gekozen criterium − vóór dan wel na 11 januari 2009 een procedure aanhangig was gemaakt, het toepasselijke recht was vastgesteld of een definitieve beslissing was gegeven. Er zouden dus verschillende conflictregels van toepassing zijn op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich in dezelfde periode hebben voorgedaan. Dit zou vooral problematisch zijn in gevallen waarin meerdere verzoekers bij eenzelfde ongeval gewond zijn geraakt. Op hun respectieve vorderingen zou namelijk verschillend recht van toepassing kunnen zijn, al naargelang het tijdstip van de aanhangigmaking van de vordering, van de vaststelling van het toepasselijke recht of van de definitieve beslissing vóór dan wel na 11 januari 2009 ligt. Daarbij komt dat, zoals onder meer de verwijzende rechter heeft opgemerkt, procespartijen zowel de aanhangigmaking van een zaak als de vaststelling van een zittingsdatum op tactische wijze kunnen manipuleren. Gelet op het tijdsinterval tussen 20 augustus 2007 en 10 januari 2009 zou de keuze voor één van die criteria dus haaks staan op hetgeen met de verordening wordt beoogd.

53.      Afgezien van die overgangsperiode zou in de tweede plaats, zoals de regering van het Verenigd Koninkrijk in haar schriftelijke opmerkingen heeft betoogd, indien het Hof voor een van de genoemde criteria kiest en daarmee de toepassing van de Rome II-verordening afhankelijk maakt van de vraag of een gerechtelijke procedure is ingeleid, niets eraan in de weg staan het oude recht te blijven toepassen in zaken waarin partijen ervoor kiezen hun geschil zonder inschakeling van de rechter op te lossen. Partijen nu zullen dikwijls trachten tot overeenstemming te komen alvorens hun zaak aan de rechter voor te leggen, zoals de verwijzende rechter en de regering van het Verenigd Koninkrijk opmerken, waarbij zij erop wijzen dat deze wijze van conflictoplossing, die kostenbesparend werkt en in het algemeen een goede rechtsbedeling bevordert, door de in Engeland en Wales geldende regels van burgerlijk procesrecht wordt gestimuleerd.(38) Het zou dus mogelijk zijn dat tot aan de eventuele tussenkomst van een rechter, de oude regels van internationaal privaatrecht op de situatie van partijen van toepassing zouden blijven. Naar mijn mening zouden de doelstellingen van de Rome II-verordening worden ondermijnd als partijen die hun geschil via bemiddeling trachten op te lossen, aldus geconfronteerd konden worden met een wijziging van het toepasselijke recht ingeval hun zaak later toch voor de rechter mocht komen.

54.      Ik meen dan ook dat zowel uit de tekst van de artikelen 31 en 32 als uit de algemene opzet en de doelstellingen van de Rome II-verordening duidelijk blijkt dat deze verordening aldus moeten worden uitgelegd, dat zij van toepassing is op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich op of na 11 januari 2009 hebben voorgedaan. Er behoeft derhalve geen antwoord te worden gegeven op de tweede vraag van de verwijzende rechter, die betrekking heeft op de gevolgen van de datum van inleiding van de procedure of van de vaststelling van het toepasselijke recht voor de toepassing van de Rome II-verordening.

V –    Conclusie

55.      Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging, de door de High Court of Justice (England and Wales), Queen’s Bench Division, gestelde prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:

„1)      De artikelen 31 en 32 van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II), gelezen in samenhang met artikel 254 EG, moeten aldus worden uitgelegd, dat een nationale rechterlijke instantie deze verordening, in het bijzonder artikel 15, sub c, ervan, niet dient toe te passen in een zaak waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan op 29 augustus 2007. Verordening nr. 864/2007 is slechts van toepassing op schadeveroorzakende gebeurtenissen die op of na 11 januari 2009 hebben plaatsgevonden.

2)      Gelet op het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, behoeft de tweede prejudiciële vraag niet te worden beantwoord.”


1 – Oorspronkelijke taal: Frans.


2 – PB L 199, blz. 40.


3 – [2007] 2 AC 1, [2006] UKHL 32.


4 – PB L 12, blz. 1, met rectificatie in PB 2001, L 307, blz. 28. Deze bepalingen luiden als volgt: „De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen: [...] in een andere lidstaat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser” (artikel 9, lid 1, sub b); „De artikelen 8, 9 en 10 zijn van toepassing op de vordering die door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is” (artikel 11, lid 2).


5 – Artikel 254, lid 1, EG bepaalt dat „[d]e volgens de procedure van artikel 251 aangenomen verordeningen, richtlijnen en beschikkingen worden [...] bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij treden in werking op de datum die zij daartoe bepalen of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag volgende op die van hun bekendmaking.”


6 – De Rome II-verordening is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt op 31 juli 2007, zodat de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking 20 augustus 2007 was.


7 –      Aangezien de bekendmaking van de Rome II-verordening heeft plaatsgevonden vóór 1 december 2009, dat wil zeggen vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, heeft de door de verwijzende rechter gevraagde uitlegging in feite betrekking op artikel 254 EG, dat op het punt van de termijnen niet is gewijzigd bij artikel 297, lid 1, derde alinea, VWEU.


8 – Zie onder meer verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PB L 227, blz. 1, met rectificatie in PB 2001, L 111, blz. 31), en verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad van 7 november 1991 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten (PB L 316, blz. 1).


9 – Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174, blz. 1).


10 − Zie artikel 24 van de verordening.


11 – Zie artikel 19 van de verordening.


12 – Zie verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1) (artikel 72); verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (PB L 143, blz. 15) (artikel 33); verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399, blz. 1) (artikel 33); verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199, blz. 1) (artikel 29); verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324, blz. 79) (artikel 26); verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177, blz. 6, met rectificatie in PB 2009, L 309, blz. 87; hierna: „Rome I-verordening”) (artikel 29); verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PB 2009, L 7, blz. 1, met rectificatie in PB 2011, L 131, blz. 26) (artikel 76); verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (PB L 343, blz. 10) (artikel 21).


13 – Verordening (EG) nr. 805/2004 is blijkens haar tekst van toepassing „op de na haar inwerkingtreding gegeven beslissingen, goedgekeurde of getroffen gerechtelijke schikkingen en verleden of als authentiek geregistreerde akten” (artikel 26); zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen verklaart, definieert de wetgever met deze bepaling slechts de beslissingen, schikkingen en authentieke akten die als Europese executoriale titel kunnen worden gewaarmerkt, zonder dat dit enige consequentie heeft voor de temporele werkingssfeer van de genoemde verordening, die procedurevoorschriften bevat.


14 – Artikel 28 van de Rome I-verordening.


15 – COM(2003) 427 definitief.


16 − Artikel 27.


17 – Document 9009/04 ADD 8 van 18 mei 2004, JUSTCIV 71 CODEC 645, blz. 34.


18 – Document 9009/04 ADD 11 van 24 mei 2004 (07.06) (OR.de), JUSTCIV 71 CODEC 645, blz. 19.


19 – Document 9009/04 ADD 16 van 28 mei 2004, JUSTCIV 71 CODEC 645, blz. 6.


20 – Document 16027/05 van 22 december 2005, JUSTCIV 245 CODEC 1218, blz. 22.


21 – COM(2006) 83 definitief.


22 − Artikel 27.


23 – Document 7432/06 van 16 maart 2006, JUSTCIV 62 CODEC 247, blz. 20.


24 − Artikel 27.


25 − Artikel 27 bis.


26 – Document 7709/06 van 3 mei 2006, JUSTCIV 79 CODEC 277, blz. 6.


27 – Document 7929/06 van 10 april 2006, JUSTCIV 85 CODEC 296, blz. 21.


28 − Artikel 27 bis.


29 – Document 8417/06 van 21 april 2006, JUSTCIV 104 CODEC 350, blz. 21.


30 – Document 7709/06 van 3 mei 2006.


31 – Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 2003.


32 – Verordening nr. 1206/2001 (artikel 24); verordening nr. 2201/2003 (artikel 72); verordening nr. 805/2004 (artikel 33); verordening nr. 1896/2006 (artikel 33); verordening nr. 861/2007 (artikel 29); verordening nr. 1393/2007 (artikel 26); verordening nr. 4/2009 (artikel 76). Deze verordeningen scheppen in dit opzicht geen verwarring, aangezien de wetgever daarin de datum van inwerkingtreding en de toepassingsdatum nauwkeurig aangeeft door vermelding van een exacte datum of door expliciete verwijzing naar de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.


33 – Het opschrift van artikel 32 luidt in, respectievelijk, de Spaanse, de Nederlandse en de Roemeense versie als volgt: „Entrada en vigor”, „Inwerkingtreding” en „Data intrării în vigoare”.


34 – Arrest van 2 april 1998, EMU Tabac e.a. (C‑296/95, Jurispr. blz. I‑1605, punt 36).


35 – Zie de verordeningen nrs. 1206/2001, 2201/2003 en 805/2004.


36 – Document PE‑CONS 3619/07 van 22 juni 2007, JUSTCIV 140 CODEC 528, blz. 31.


37 – Document PE‑CONS 3619/3/07 REV 3 van 11 juli 2007, JUSTCIV 140 CODEC 528, blz. 31.


38 – De verwijzende rechter wijst in dit verband op het „Pre‑action Protocol for Personal Injury Claims” (precontentieus protocol voor vorderingen uit letselschade), zoals opgenomen in de Civil Procedure Rules, section „Pre‑Action Protocols”.