Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Veliko Tarnovo (Bulgarije) op 1 maart 2024 – „Cityland” EOOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” – Veliko Tarnovo

(Zaak C-164/24, Cityland)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Veliko Tarnovo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: „Cityland” EOOD

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” – Veliko Tarnovo

Prejudiciële vragen

Leveren artikel 106, lid 2, punt 2, onder b), en artikel 176, punt 3, van de btw-wet schending op van artikel 213, lid 1, van richtlijn 2006/122/EG1 van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Komt rechtstreekse werking toe aan artikel 213, lid 1, van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Staan artikel 213, lid 1, en artikel 273 van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde alsmede de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid toe dat een persoon wegens formele inbreuken van het btw-stelsel wordt uitgesloten, zonder dat rekening wordt gehouden met het tijdstip en de aard van de inbreuk, het overige gedrag van die persoon en het bestaan van andere subjectieve omstandigheden zoals een handelsgeschil betreffende het niet tijdig betalen van de verschuldigde btw?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Staan artikel 213, lid 1, en artikel 273 van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde alsmede de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid toe dat de uitsluiting van het btw-stelsel gelijktijdig gepaard gaat met de inning van vertragingsrente wegens het niet tijdig betalen van de aangegeven btw, zonder dat de belastingdienst verplicht is om de aard van de activiteiten van de vennootschap, haar gedrag als belastingplichtige en de zwaarte van elk van de voorgestelde maatregelen te onderzoeken?

____________

1 PB 2006, L 347, blz. 1.