Language of document :

Beroep ingesteld op 9 februari 2012 - Nabipour e.a. / Raad

(Zaak T-58/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Ghasem Nabipour (Teheran, Iran), Mansour Eslami (Madliena, Malta), Mohamad Talai (Hamburg, Duitsland), Mohammad Moghaddami Fard (Teheran), Alireza Ghezelayagh (Singapore, Singapore), Gholam Hossein Golparvar (Teheran), Hassan Jalil Zadeh (Teheran), Mohammad Hadi Pajand (Londen, Verenigd Koninkrijk), Ahmad Sarkandi (Verenigde Arabische Emiraten), Seyed Alaeddin Sadat Rasool (Teheran) en Ahmad Tafazoly (Sjanghai, Volksrepubliek China) [vertegenwoordigers: S. Kentridge, QC (Queen's Counsel), M. Lester, Barrister, en M. Taher, Solicitor]

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 319 van 2.12.2011, blz. 71) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 319 van 2.12.2011, blz. 11), nietig verklaren, voor zover zij verzoekers betreffen;

vaststellen dat het reisverbod op hen niet van toepassing is; en

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van hun beroep voeren verzoekers vier middelen aan, waarmee zij betogen dat de Raad bij het opnemen van hun namen in de lijsten bij het bestreden besluit en de bestreden verordening:

heeft nagelaten om een toereikende en voldoende motivering te geven;

de criteria voor plaatsing op de lijst niet heeft nageleefd, en/of een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door vast te stellen dat, wat verzoekers' gedrag betreft, aan deze criteria was voldaan;

verzoekers' grondrechten, met inbegrip van het recht op bescherming van hun eigendom, handelszaak en reputatie, alsook van hun privé- en gezinsleven, zonder rechtvaardiging heeft geschonden, zonder de evenredigheid in acht te nemen; en

verzoekers' rechten van verdediging en recht op een daadwerkelijke rechterlijke toetsing niet in acht heeft genomen.

____________