Language of document : ECLI:EU:C:2017:594

Zaak C670/15

Procedure ingeleid door Jan Šalplachta

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesarbeitsgericht)

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen – Richtlijn 2003/8/EG – Gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen – Werkingssfeer – Regeling van een lidstaat die bepaalt dat de kosten voor de vertaling van de voor de behandeling van een verzoek om rechtsbijstand vereiste begeleidende stukken niet kunnen worden terugbetaald”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 26 juli 2017

1.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Daadwerkelijke toegang tot de rechter – Rechtsbijstand die in het kader van grensoverschrijdende geschillen wordt toegekend – Richtlijn 2003/8 – Omvang van de rechtsbijstand – Kosten die zijn voorgeschoten voor de vertaling van de begeleidende stukken die zijn vereist voor de behandeling van het rechtsbijstandsverzoek dat bij de ontvangende autoriteit is ingediend – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2003/8 van de Raad, art. 3, 8 en 12)

2.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Daadwerkelijke toegang tot de rechter – Rechtsbijstand die in het kader van grensoverschrijdende geschillen wordt toegekend – Richtlijn 2003/8 – Omvang van de rechtsbijstand – Kosten ten laste van de lidstaat van de woonplaats of gewone verblijfplaats van de verzoeker – Kosten voor de vertaling van het verzoek en van de vereiste begeleidende documenten – Uitzondering op de algemene regel dat de kosten voor rekening komen van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld

[Richtlijn 2003/8 van de Raad, art. 8, b)]

1.      De artikelen 3, 8 en 12 van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen, in onderlinge samenhang gelezen, moeten aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstand die wordt toegekend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld en waarin een natuurlijke persoon met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lidstaat in het kader van een grensoverschrijdend geschil een verzoek om rechtsbijstand heeft ingediend, ook de kosten omvat die deze persoon heeft voorgeschoten voor de vertaling van de voor de behandeling van dat verzoek vereiste begeleidende stukken.

Teneinde een daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen bepaalt artikel 13, lid 1, van richtlijn 2003/8 dat de verzoeker om rechtsbijstand twee opties heeft ter zake van de procedure voor de indiening van een verzoek om rechtsbijstand. Hij kan zijn verzoek om rechtsbijstand indienen hetzij bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, die in artikel 13, lid 1, onder a), van die richtlijn is aangeduid als de verzendende autoriteit, hetzij bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd, die in artikel 13, lid 1, onder b), van genoemde richtlijn wordt aangeduid als de ontvangende autoriteit. Indien de kosten van de vertaling van de voor de behandeling van een rechtsbijstandsverzoek vereiste begeleidende stukken alleen zou worden vergoed indien de verzoeker om rechtsbijstand zich wendt tot de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, zou dat er echter ten onrechte toe leiden dat de verkrijging van rechtsbijstand voor die kosten afhankelijk wordt gemaakt van de procedurele optie die de betrokkene heeft gekozen. Dit zou bovendien artikel 13, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/8, dat voorziet in de mogelijkheid om het rechtsbijstandsverzoek rechtstreeks bij de ontvangende autoriteit in te dienen, volledig uithollen.

(zie punten 29, 43, 47 en dictum)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 38‑40)