Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 16 april 2024 door Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 7 februari 2024 in zaak T-146/22, Ryanair / Commissie (KLM II; COVID-19)

(Zaak C-269/24 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV (vertegenwoordigers: C. E. Schillemans, P. J. F. Huizing, J. de Kok en E. de Krom, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Ryanair DAC, Europese Commissie, Franse Republiek, Koninkrijk der Nederlanden, Société Air France, Air France-KLM

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de hogere voorziening toe te wijzen en het bestreden arrest te vernietigen;

de zaak zelf af te doen door gebruik te maken van zijn bevoegdheid krachtens artikel 61 van het Statuut van het Hof, en het in zaak T-146/22 ingestelde beroep tot nietigverklaring te verwerpen;

subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor een beslissing over de nog niet beoordeelde middelen, en

Ryanair DAC te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en van de eerste aanleg indien het Hof de zaak zelf afdoet, of de beslissing omtrent de kosten aan te houden indien het Hof de zaak terugverwijst naar het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante drie middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door een onjuist juridisch criterium toe te passen om de begunstigde van de steunmaatregel binnen een concern te bepalen, en heeft derhalve ten onrechte geconcludeerd dat Air France-KLM Holding SA en haar dochterondernemingen, met inbegrip van Société Air France SA en haar dochterondernemingen, niet van de kring van begunstigden van de betrokken steunmaatregel konden worden uitgesloten.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn eigen beoordeling inzake de bepaling van de begunstigde van de steunmaatregel in de plaats te stellen van die van de Commissie zonder afdoende aan te tonen dat er in het bestreden besluit van de Europese Commissie sprake is van een kennelijke beoordelingsfout.

Derde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het juridische kader van het begrip indirecte voordelen van staatssteun verkeerd uit te leggen.

____________