Language of document :

Beroep ingesteld op 23 januari 2014 – Goldfish e.a./Commissie

(Zaak T-54/14)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partijen: Goldfish BV (Zoutkamp, Nederland); Heiploeg BV (Zoutkamp); Heiploeg Beheer BV (Zoutkamp); en Heiploeg Holding BV (Zoutkamp) (vertegenwoordigers: P. Glazener en B. Winters, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het mede tot verzoeksters gerichte Besluit geheel of gedeeltelijk te vernietigen;

de aan verzoeksters opgelegde boete te annuleren dan wel te verminderen;

zodanige voorzieningen te treffen als uw Gerecht zal vermenen te behoren;

de Europese Commissie in de kosten van deze procedure te veroordelen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters bestrijden het besluit van de Commissie van 27 november 2013 in een procedure op grond van artikel 101 VWEU (AT.39633 – Garnalen).

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen drie middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een schending van artikel 101 VWEU en artikel 2 van Verordening 1/20031 wegens het gebruik van heimelijk opgenomen audio-opnamen door de Commissie als bewijs voor een inbreuk op artikel 101 VWEU.

Tweede middel, ontleend aan een schending van artikel 101 VWEU en artikel 2 van Verordening 1/2003 wegens het gebruik van aantekeningen van heimelijk opgenomen audio-opnamen door de Commissie als bewijs voor een inbreuk op artikel 101 VWEU.

Derde middel, ontleend aan een onrechtmatige weigering om toepassing te maken van punt 35 van de Boeterichtsnoeren2 , doordat de Commissie geweigerd heeft rekening te houden met het onvermogen van verzoeksters om de boete te betalen.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).

2 Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).