Language of document :

Beroep ingesteld op 14 januari 2011 - Nederland/Commissie

(Zaak T-16/11)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: C. Wissels, M. de Ree en M. Noort, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

artikel 1 van Besluit 2010/668/EU van de Europese Commissie van 4 november 2010 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) hebben verricht, nietig te verklaren voor zover artikel 1 van dit besluit betrekking heeft op Nederland en voorzover het betreft de financiële correctie ter grootte van (in totaal) EUR 28.947.149,31 die is toegepast op de gedeclareerde uitgaven van de jaren 2003-2008 in het kader van de contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel;

de Commissie te veroordelen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie heeft bij Besluit 2010/668/EU een forfaitaire correctie van 10% toegepast op de door de Nederlandse autoriteiten gedeclareerde bedragen die in de jaren 2003-2008 in het kader van de Europese steunregelingen voor aardappelzetmeel zijn uitgekeerd. Volgens de Commissie betaalden de Nederlandse autoriteiten steun aan de zetmeelfabrikant en de aardappelteler voordat het volledige bedrag van de minimumprijs voor de geleverde aardappelen aan de aardappelteler was betaald.

De Nederlandse regering stelt zich op het standpunt dat de minimumprijs volledig is betaald voorafgaand aan de toekenning van de steun aan de zetmeelfabrikant en de aardappelteler. De minimumprijs is betaald door enerzijds verrekening van een deel van de minimumprijs met een openstaande (privaatrechtelijke) vordering van de fabrikant op de teler, en anderzijds door overboeking van het restant van de minimumprijs op een door de teler opgegeven (bank)rekening.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een schending van artikel 7, vierde lid, van Verordening 1258/991 en van artikel 31 van Verordening 1290/20052, gelezen in samenhang met artikel 5 van Verordening 1868/943, artikel 11 van Verordening 97/954, artikel 10 van Verordening 2236/20035, artikel 26 van Verordening 2237/20036 en artikel 20 van Verordening 1973/20047, door uitgaven aan financiering te onttrekken terwijl aan de voorwaarde voor toekenning van de premie en de rechtstreekse steun was voldaan, omdat de minimumprijs was betaald middels verrekening en overboeking.

Tweede middel, ontleend aan een schending van artikel 7, vierde lid, van Verordening 1258/99 en van artikel 31 van Verordening 1290/2005, gelezen in samenhang met artikel 5 van Verordening 1868/94, artikel 11 van Verordening 97/95, artikel 10 van Verordening 2236/2003, artikel 26 van Verordening 2237/2003 en artikel 20 van Verordening 1973/2004, door uitgaven aan financiering te onttrekken terwijl de telers vrij konden beschikken over de minimumprijs voorafgaand aan de toekenning van de premie en de rechtstreekse steun.

Derde middel, ontleend aan een schending van artikel 7, vierde lid, van Verordening 1258/99, artikel 8 van Verordening 1663/958, artikel 31 van Verordening 1290/2005, artikel 11 van Verordening 885/20069 en eveneens van de rechten van verdediging door uitgaven aan financiering te onttrekken terwijl niet voor alle daaraan ten grondslag liggende bevindingen de procedure op tegenspraak als bedoeld in deze bepalingen is gevolgd.

Vierde middel, ontleend aan een schending van artikel 7, vierde lid, van Verordening 1258/99 en van artikel 31 van Verordening 1290/2005, gelezen in samenhang met artikel 11 van Verordening 97/95, artikel 10 van Verordening 2236/2003, artikel 26 van Verordening 2237/2003 en artikel 20 van Verordening 1973/2004, door uitgaven aan financiering te onttrekken terwijl de betaling van de minimumprijs op basis van de ontvangststaten door het betaalorgaan kon worden gecontroleerd.

Vijfde middel, ontleend aan een schending van artikel 7, vierde lid, van Verordening 1258/99, artikel 31, tweede lid, van Verordening 1290/2005 en van het evenredigheidsbeginsel door het toepassen van een forfaitaire correctie van 10% terwijl de tekortkoming zich beperkt tot het hanteren van een onjuist uitgangspunt bij de toepassing van en de controle op de voorwaarde betreffende het betalen van de minimumprijs.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 103).

2 - Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1).

3 - Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad van 27 juli 1994 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de produktie van aardappelzetmeel (PB L 197, blz. 4).

4 - Verordening (EG) nr. 97/95 van de Commissie van 17 januari 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad wat betreft de minimumprijs en het compensatiebedrag die aan de aardappeltelers moeten worden betaald, en van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de produktie van aardappelzetmeel (PB L 16, blz. 3).

5 - Verordening (EG) nr. 2236/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel (PB L 339, blz. 45).

6 - Verordening (EG) nr. 2237/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen voor bepaalde steunregelingen die zijn ingesteld bij titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 339, blz. 52).

7 - Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PB L 345, blz. 1).

8 - Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 158, blz. 6).

9 - Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PB L 171, blz. 90).