Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 16 april 2024 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 7 februari 2024 in zaak T-146/22, Ryanair / Commissie (KLM II; COVID-19)

(Zaak C-266/24 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, J. Carpi Badía en M. Farley, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Ryanair DAC, Franse Republiek, Koninkrijk der Nederlanden, Société Air France, Air France-KLM, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de hogere voorziening toe te wijzen en het bestreden arrest te vernietigen;

gebruik te maken van zijn bevoegdheid krachtens artikel 61, eerste alinea, tweede zin, van het Statuut van het Hof om de zaak zelf af te doen;

subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor afdoening van de nog niet beoordeelde middelen; en

de beslissing omtrent de kosten van deze procedure aan te houden indien het de zaak naar het Gerecht terugverwijst, of Ryanair te verwijzen in de kosten indien het de zaak zelf afdoet.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert ter ondersteuning van haar hogere voorziening twee middelen aan.

In de eerste plaats heeft het Gerecht een onjuist criterium toegepast om te bepalen wanneer een begunstigde van steun beperkt is tot slechts één of meerdere entiteiten binnen een concern in de zin van de EU-staatssteunregels. Het Gerecht heeft met name blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat factoren die er louter op wijzen dat (i) Air France-KLM, als uiteindelijke moedermaatschappij, in het algemeen een zekere mate van zeggenschap over Société Air France (Air France) en de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM) en hun dochterondernemingen kan uitoefenen, en ii) er een zekere mate van integratie, coördinatie en samenwerking tussen Air France, Air France-KLM en KLM is, voldoende waren om aan te tonen dat Air France-KLM en Air France daadwerkelijk van de steun hebben geprofiteerd – en dus als begunstigden in de zin van de EU-staatssteunregels moeten worden beschouwd – in een situatie waarin de precieze inhoud van de steun en de voorwaarden waaronder die is verleend uitdrukkelijk beletten dat de steun wordt gebruikt ten gunste van Air France-KLM en Air France.

In de tweede plaats heeft het Gerecht op ontoelaatbare wijze zijn eigen beoordeling in de plaats gesteld van die van de Commissie bij de vaststelling of alleen bepaalde vennootschappen van de groep Air France-KLM de begunstigde van de steunmaatregel zijn – een gebied waarvan de rechterlijke instanties van de Unie hebben erkend dat het een complexe economische beoordeling vereist en ten aanzien waarvan de Commissie een ruime beoordelingsmarge heeft – zonder naar behoren aan te tonen dat de redenering van de Commissie een kennelijke beoordelingsfout bevatte.

____________