Language of document : ECLI:EU:T:2014:1021

Zaak T‑57/11

Castelnou Energía, SL

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Elektriciteit – Compensatie van bijkomende productiekosten – Openbaredienstverplichting om bepaalde volumes stroom met behulp van steenkool uit eigen land te produceren – Systeem van de voorkeurslevering op afroep – Besluit van geen bezwaar – Besluit waarbij de steun verenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Beroep tot nietigverklaring – Individueel geraakt – Merkbare aantasting van de concurrentiepositie – Ontvankelijkheid – Geen inleiding van de formele onderzoeksprocedure – Ernstige problemen – Dienst van algemeen economisch belang – Zekerheid van de elektriciteitsvoorziening – Artikel 11, lid 4, van richtlijn 2003/54/EG – Vrij verkeer van goederen – Milieubescherming – Richtlijn 2003/87/EG”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 3 december 2014

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van de Commissie waarbij staatssteun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard zonder dat de formele onderzoeksprocedure wordt ingeleid – Beroep van belanghebbenden in de zin van artikel 108, lid 2, VWEU – Ontvankelijkheid – Voorwaarden

(Art. 108, leden 2 en 3, VWEU en 263, vierde alinea, VWEU)

2.      Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Inleidende fase en contradictoire fase – Verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt – Moeilijkheden bij de beoordeling – Verplichting van de Commissie om de contradictoire procedure in te leiden – Ernstige moeilijkheden – Begrip – Objectief karakter – Bewijslast – Omstandigheden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van dergelijke moeilijkheden – Duur en ontoereikendheid of onvolledigheid van het door de Commissie verrichte onderzoek in de fase van het vooronderzoek

(Art. 108, leden 2 en 3, VWEU)

3.      Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Vooronderzoeksfase – Duur – Maximumtermijn van twee maanden – Berekening van de duur van het vooronderzoek vanaf de ontvangst van een volledige aanmelding – Begrip volledige aanmelding

(Art. 108, leden 2 en 3, VWEU)

4.      Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Inleidende fase en contradictoire fase – Verplichting van de Commissie om de contradictoire procedure in te leiden wanneer er ernstige moeilijkheden zijn – Verzoek om bijkomende informatie – Wijziging van de steunmaatregel – Omstandigheden die niet per se op ernstige moeilijkheden wijzen

(Art. 108, leden 2 en 3, VWEU)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van de Commissie waarbij staatssteun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard zonder dat de formele onderzoeksprocedure wordt ingeleid – Beroep van belanghebbenden in de zin van artikel 108, lid 2, VWEU – Bepaling van het voorwerp van het beroep – Beroep dat strekt tot bescherming van de procedurele rechten van de belanghebbenden – Middelen die kunnen worden aangevoerd – Bewijslast

(Art. 108, leden 2 en 3, VWEU en 263, vierde alinea, VWEU)

6.      Gerechtelijke procedure – Interventie – Verzoekschrift waarin conclusies van een van de partijen worden ondersteund, maar met andere middelen – Ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, vierde alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 116, lid 3)

7.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Omschrijving van de diensten van algemeen economisch belang – Beoordelingsvrijheid van de lidstaten – Grenzen – Toezicht van de Commissie en toezicht van de rechter beperkt tot een kennelijke fout

(Art. 106, lid 2, VWEU en 107, lid 1, VWEU; protocol nr. 26 bij het VEU en het VWEU)

8.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Middel dat voor het eerst in repliek wordt aangevoerd – Niet-ontvankelijkheid – Vergelijkbare vereisten voor de ter ondersteuning van het middel aangevoerde argumenten – Niet-ontvankelijkheid die zich tot de interveniënten uitstrekt

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2)

9.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Compensatie van de kosten van de taak van openbaredienstverrichting – Beoordelingsvrijheid van de lidstaten – Grenzen – Verplichting tot eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel – Toezicht van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Art. 106, lid 2, VWEU en 107, lid 1, VWEU)

10.    Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Compensatie van de kosten van de taak van openbaredienstverrichting – Steunmaatregel die voor zekerheid van de elektriciteitsvoorziening moet zorgen – Maatregel die centrales op steenkool uit eigen land bevoordeelt – Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van die maatregel met de interne markt – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel – Geschiktheid en geen buitensporigheid van de maatregel – Aanzienlijke en kennelijk onevenredige wijziging van de handelsstromen en de mededingingsvoorwaarden – Begrip – Bedreiging van de levensvatbaarheid van andere stroomproducerende sectoren die de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van de lidstaat in gevaar brengt

(Art. 106, lid 2, VWEU; richtlijn 2003/54 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11, lid 4)

11.    Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Misbruik van bevoegdheid – Begrip

(Art. 263 VWEU)

12.    Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt – Beoordelingsbevoegdheid – Eerbiediging van de samenhang tussen de staatssteunbepalingen en andere Verdragsbepalingen – Verplichting die alleen geldt wanneer de uitvoeringsvoorschriften voor een steunmaatregel onlosmakelijk verbonden zijn met de doelstelling van de steun – Eerbiediging van de bepalingen op het gebied van milieubescherming – Verplichting die alleen geldt voor steun die een milieudoelstelling nastreeft

(Art. 106 VWEU, 107 VWEU en 108 VWEU; richtlijn 2003/54 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11, lid 4)

13.    Vrij verkeer van goederen – Afwijkingen – Openbare veiligheid – Elektriciteitsvoorziening – Doelstelling die onder het begrip openbare veiligheid valt

(Art. 28 VWEU en 36 VWEU)

14.    Milieu – Luchtverontreiniging – Richtlijn 2003/87 – Nationaal plan voor toewijzing van broeikasgasemissierechten (NTP) – Bevoegdheden van de lidstaten – Verdeling van de quota – Steunmaatregel die centrales op steenkool uit eigen land bevoordeelt, om voor zekerheid van de elektricteitsvoorziening te zorgen – Strijd met het doel en de geest van richtlijn 2003/87 – Geen

(Art. 106, lid 2, VWEU; richtlijnen 2003/54, art. 11, lid 4, en 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 22‑37, 43)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 47, 48, 50‑54, 58, 82, 83, 88)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 59‑61)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 70, 72, 75)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 106‑108)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 111, 112)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 132‑134, 136)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 145, 209, 215, 216)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 147, 149, 150, 152)

10.    Artikel 11, lid 4, van richtlijn 2003/54 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, staat het een lidstaat in wezen toe om op gronden van de voorzieningszekerheid voordelige toegang tot de markt te verschaffen voor productie-installaties die brandstoffen uit eigen land gebruiken. Bovendien is in verordening nr. 1407/2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie, het belang erkend, op het gebied van de energiezekerheid, van de steenkoolproductie voor de productie van elektriciteit. Om te kunnen tornen aan het als geschikt aanmerken van een maatregel ten voordele van de centrales op steenkool uit eigen land om de voorzieningszekerheid in een lidstaat te waarborgen, moeten de door een belanghebbende aangevoerde argumenten en elementen ter bestrijding van een besluit om voor een dergelijke maatregel de formele onderzoeksprocedure niet in te leiden, dus bijzonder goed onderbouwd zijn en gegrond zijn op mogelijke bijzonderheden van het geval.

Bovendien staan de eventuele verstoringen als gevolg van een dergelijke maatregel in onderling verband met de kwalificatie als steunmaatregel, zijnde een maatregel die per definitie de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door aan bepaalde ondernemingen of bepaalde producties voordelen toe te kennen en, met name, met de tenuitvoerlegging van artikel 11, lid 4, van richtlijn 2003/54, die het de lidstaten toestaat om bepaalde productie-installaties voor elektriciteit op bronnen uit eigen land te bevoordelen ten nadele van die welke andere energiebronnen gebruiken. Een dergelijke maatregel kan dus pas als buitensporig worden beschouwd wanneer de wijziging in de concurrentievoorwaarden waartoe deze leidt, aanzienlijk en kennelijk onevenredig is ten opzichte van het nagestreefde doel. Om van een dergelijke wijziging te kunnen spreken, moet worden aangetoond dat de litigieuze maatregel een bedreiging vormt voor de levensvatbaarheid voor andere sectoren die elektriciteit produceren, zodanig dat de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de betrokken lidstaat in gevaar komt.

(cf. punten 155, 156, 163, 164)

11.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 175)

12.    Wanneer de Commissie de staatssteunprocedure toepast, is zij op grond van de algemene structuur van het Verdrag verplicht om de samenhang tussen de bepalingen inzake staatssteun en de specifieke bepalingen op andere gebieden dan staatssteun te eerbiedigen en dus om de verenigbaarheid van de betrokken steun met die specifieke bepalingen te beoordelen.

Een dergelijke verplichting rust echter alleen op de Commissie wanneer de uitvoeringsvoorschriften voor een steunmaatregel zodanig nauw verbonden zijn met de doelstelling van de steun, dat zij niet afzonderlijk kunnen worden beoordeeld.

Wanneer dus de uitvoeringsvoorschriften voor de betrokken steun onlosmakelijk verbonden zijn met de doelstelling van de steun, zal de Commissie de verenigbaarheid ervan met andere bepalingen dan die inzake staatssteun in het kader van de procedure van artikel 108 VWEU beoordelen, welke beoordeling ertoe kan leiden dat de betrokken steun met de interne markt onverenigbaar wordt verklaard.

Bij de beoordeling van een steunmaatregel die geen milieudoelstelling nastreeft, hoeft de Commissie daarentegen geen rekening te houden met de milieuregelgeving bij het onderzoek van de steun en de uitvoeringsvoorschriften die daar onlosmakelijk mee zijn verbonden. Steun ten gunste van de milieubescherming kan weliswaar krachtens artikel 107, lid 3, sub b of c, VWEU met de interne markt verenigbaar worden verklaard, maar steun die ernstige nadelige gevolgen voor het milieu heeft, doet niet reeds om die reden afbreuk aan de totstandbrenging van de interne markt. Hoewel de milieubescherming moet worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid van de Unie, waaronder het beleid dat bestemd is om de interne markt tot stand te brengen, is zij strikt genomen geen bestanddeel van die interne markt, omschreven als een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd (artikel 26, lid 2, VWEU). De verplichting om aan andere regels dan de staatssteunregels te toetsen, is beperkt tot de regels die een negatieve invloed op de interne markt kunnen hebben.

Indien een steunmaatregel die bedoeld is om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen, met de interne markt onverenigbaar wordt verklaard wegens strijd met het milieurecht van de Unie, ondanks dat hij aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 106, lid 2, VWEU voldoet, zou de beoordelingsmarge waarover de nationale autoriteiten bij de invoering van een dienst van algemeen economisch belang beschikken, worden uitgehold en zouden de bevoegdheden die de Commissie bij de artikelen 106 VWEU, 107 VWEU en 108 VWEU zijn toegekend, navenant worden uitgebreid. De bevoegdheden die de Commissie in dat kader uitoefent en de specifieke procedure voor het onderzoek van de verenigbaarheid van steunmaatregelen kunnen echter niet in de plaats komen van een procedure wegens niet-nakoming waarmee de Commissie de eerbiediging van alle bepalingen van het Unierecht door de lidstaten verzekert.

(cf. punten 181, 182, 184, 189, 190)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 197)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 218, 219)