Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 18 maart 2024 – LEGO A/S / Pozitív Energiaforrás Kft.

(Zaak C-211/24, LEGO)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: LEGO A/S

Verwerende partij: Pozitív Energiaforrás Kft.

Prejudiciële vragen

1)    Verdraagt het zich in een geval als dat in het hoofdgeding, waarin een modelhouder zich op een uit hoofde van artikel 8, lid 3, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen1 (hierna: „verordening”) beschermd model beroept ten aanzien van een of meer bouwstenen van een bouwspel van de gedaagde die net als de bouwstenen in het model van de eiser bedoeld zijn om samenvoeging mogelijk te maken, met het Unierecht dat de rechterlijke instanties bij het – in de zin van artikel 10 van de verordening – beoordelen van de draagwijdte van de bescherming van het model van de eiser:

uitgaan van een geïnformeerde gebruiker die, waar het gaat om de functie van het model en de functie van het voortbrengsel, over de technische kennis beschikt die van een vakman mag worden verwacht;

een geïnformeerde gebruiker beschouwen als iemand die het model van de eiser en het voortbrengsel van de gedaagde vergelijkt door middel van een grondig, technisch en methodisch onderzoek, en

aannemen dat deze geïnformeerde gebruiker zijn algemene indruk van het model en van het voortbrengsel voornamelijk vanuit technisch oogpunt vormt?

2)    Indien in het hierboven beschreven geval de door het model van de eiser verleende bescherming zich uitstrekt tot een of enkele bouwstenen van het bouwspel van de gedaagde, maar het slechts om een gering aantal gaat in verhouding tot het totale aantal, verdraagt het zich dan met het Unierecht dat de rechter de vordering om de verdere invoer van het bouwspel in het land te verbieden kan afwijzen na rekening te hebben gehouden met de gedeeltelijke aard van de inbreuk, de beperkte ernst en omvang daarvan ten opzichte van de waar in haar geheel en het belang dat bestaat bij de onbelemmerde handel in een grotendeels niet ter discussie staand bouwspel, welke redenen worden aangemerkt als „bijzondere redenen” in de zin van artikel 89, lid 1, van de verordening?

____________

1 PB 2002, L 3, blz. 1.