Language of document :

Beroep ingesteld op 9 februari 2018 – Barata / Parlement

(Zaak T-81/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Joao Miguel Barata (Evere, België) (vertegenwoordigers: G. Pandey, D. Rovetta en V. Villante, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

om te beginnen en waar gepast, een verklaring op grond van artikel 277 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie dat artikel 90 van het Ambtenarenstatuut ongeldig en niet-toepasbaar is in het onderhavige geding;

nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van het Europees Parlement van 30 oktober 2017 tot afwijzing van verzoekers op 19 juni 2017 ingediende klacht krachtens artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie;

nietigverklaring van, ten tweede, de besluiten van de Directeur Ontwikkeling Human Resources van 20 maart 2017 waarbij verzoeker niet werd opgenomen in de ontwerplijst van ambtenaren die waren geselecteerd voor deelname aan het opleidingsprogramma in het kader van de certificeringsronde van 2016, en waarbij zijn verzoek tot herziening krachtens artikel 90, lid 1, van het Ambtenarenstatuut werd afgewezen;

nietigverklaring van, ten derde, het besluit van het Europees Parlement van 14 februari 2016 waarbij verzoeker op de hoogte werd gesteld van zijn resultaten en waarbij hij niet werd opgenomen op de lijst van ambtenaren die waren geselecteerd voor de certificeringsronde van 2016;

nietigverklaring van, ten vierde, het besluit van het Europees Parlement van 8 december 2017 waarbij verzoeker ervan op de hoogte werd gesteld dat hij van de 87 aanmeldingen voor de certificeringsronde van 2016 op de 36e plaats was geëindigd, met als gevolg dat zijn naam niet op de betrokken ontwerplijst is verschenen;

nietigverklaring van, ten vijfde, het besluit van het Europees Parlement van 21 december 2016 waarbij werd geweigerd verzoekers beoordeling en score te herzien en waarbij hij werd uitgesloten van voorgenoemde certificeringsronde;

nietigverklaring van, ten zesde, de interne aankondiging van vergelijkend onderzoek 2016/014 van het Europees Parlement van 7 oktober 2016;

nietigverklaring van, ten slotte, de gehele ontwerplijst van het Europees Parlement van ambtenaren die waren geselecteerd voor deelname in bovengenoemd trainingsprogramma;

toewijzing van een schadevergoeding aan verzoeker van 50 000 EUR;

verwijzing van verweerder in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

Eerste middel: kennelijke beoordelingsfout en niet-nakoming van de motiveringsplicht, schending van artikel 25 van het Ambtenarenstatuut, kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten en documenten, en schending van artikel 296 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

Tweede middel: schending van het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming, schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsmede een exceptie van onwettigheid en niet-toepasselijkheid met betrekking tot de vermeende onwettigheid en niet-toepasselijkheid van artikel 90 van het Ambtenarenstatuut.

Derde middel: onbevoegdheid, schending van de aankondiging van vergelijkend onderzoek en van artikel 30 van het Ambtenarenstatuut juncto bijlage III bij dit Statuut en tevens van het beginsel van behoorlijk bestuur.

Vierde middel: schending van het recht op behoorlijk bestuur als vervat in artikel 41 van het Handvest, een kennelijke beoordelingsfout en schending van het gelijkheidsbeginsel.

Vijfde middel: schending van de artikelen 1, 2, 3 en 4 van verordening (EEG) nr. 1/581 , schending van artikelen 1, onder d), en 28 van het Ambtenarenstatuut en schending van artikel 1, lid 1 onder f), van bijlage III bij dit Statuut alsmede schending van het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van non-discriminatie.

____________

1 Verordening (EEG) nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Gemeenschap (PB 1958, 17, blz. 385).