Language of document :

Beroep ingesteld op 19 juli 2007 - Zhejiang Harmonic Hardware Products / Raad

(Zaak T-274/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd (Zhejiang, China) (vertegenwoordiger: R. MacLean, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

de artikelen 1 en 2 van verordening (EG) nr. 452/2007 van de Raad van 23 april 2007 nietig te verklaren, voor zover deze op de verzoekende partij toepasselijk is; en

de Raad te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, die in de Volksrepubliek China strijkplanken en de belangrijkste onderdelen daarvan vervaardigt, verzoekt om nietigverklaring van verordening (EG) nr. 452/2007 van de Raad van 23 april 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne1, voor zover deze maatregelen op haar van toepassing zijn.

Ter ondersteuning van haar verzoek voert verzoekster, ten eerste, aan dat de gemeenschapsinstellingen artikel 2, lid 7, sub b en c, van de basisverordening2 hebben geschonden doordat de Commissie een voorstel voor antidumpingmaatregelen aan de Raad heeft voorgelegd, dat is gebaseerd op de onjuiste stelling dat verzoekster niet voldoet aan de in artikel 2, lid 7, sub c, uiteengezette criteria inzake het op marktvoorwaarden opereren.

Ten tweede betoogt verzoekster dat de gemeenschapsinstellingen artikel 20, leden 4 en 5, van de basisverordening, alsook haar recht om te worden gehoord hebben geschonden doordat haar slechts een termijn van zes dagen is toegekend om te antwoorden op de herziene tekst van de definitieve kennisgevingsbrief van de Commissie.

Ten derde stelt verzoekster dat de gemeenschapsinstellingen artikel 8 van de basisverordening hebben geschonden doordat zij onvoldoende rekening hebben gehouden met de door verzoekster voorgestelde prijsverbintenissen.

Ten slotte beweert verzoekster dat de gemeenschapsinstellingen artikel 5, lid 2, sub a, van de basisverordening hebben geschonden doordat zij de identiteit van de klager die aan de oorsprong ligt van het onderzoek dat tot de bestreden verordening heeft geleid, niet hebben bekendgemaakt.

____________

1 - PB L 109, blz. 12.

2 - Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 1996, L 56, blz. 1).