Language of document :

Beroep ingesteld op 24 januari 2011 - British Airways/Commissie

(Zaak T-48/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: British Airways plc (Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: K. Lasok, QC, R. O'Donoghue, Barrister, en B. Louveaux, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren van de beschikking, voor zover deze vaststelt dat verzoekster deelnam aan een inbreuk met betrekking tot commissies op toeslagen en/of de zaak terugverwijzen naar de Commissie voor een herziening van haar beslissing inzake dit punt;

nietig verklaren van de beschikking, voor zover deze vaststelt dat de inbreuk door verzoekster is begonnen op 22 januari 2001, en deze datum vervangen door 1 oktober 2001 en/of de zaak terugverwijzen naar de Commissie voor een herziening van haar beslissing op dit punt;

nietig verklaren van de beschikking voor zover deze vaststelt dat zaken in verband met Hongkong, Japan, India, Thailand, Singapore, Korea en Brazilië artikel 101 VWEU, artikel 53 EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst met Zwitserland schonden en/of de zaak terugverwijzen naar de Commissie voor een herziening van haar beslissing op dit punt;

de overeenkomstig de beschikking aan verzoekster opgelegde geldboete intrekken of aanzienlijk verminderen, met verwijzing naar elk van de bovenstaande punten en/of de volledige rechtsmacht van het Gerecht;

de Commissie verwijzen in verzoeksters kosten in verband met deze zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert de gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking nr. C (2010) 7694 def. van de Commissie van 9 november 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU (voorheen artikel 81 EG), artikel 53 EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over het luchtvervoer (zaak COMP/39258 - Luchtvracht) betreffende de afstemming van verschillende elementen van de prijs van luchtvrachtdiensten op (i) routes tussen luchthavens binnen de EER, (ii) routes tussen luchthavens binnen de EU en luchthavens buiten de EER, (iii) routes tussen luchthavens in EER-lidstaten die geen EU-lidstaten zijn en derde landen, en routes tussen luchthavens binnen de EU en Zwitserland. De in de beschikking vastgestelde afstemming houdt verband met brandstoftoeslagen, veiligheidstoeslagen, en de betaling van commissies op toeslagen aan expediteurs.

Tot staving van haar beroep, voert verzoekster zeven middelen aan.

Kennelijke beoordelingsfout en ontoereikende motivering, aangezien de Commissie niet voldoende nauwkeurig heeft bewezen dat verzoekster deelnam aan de afstemming van de betaling van commissies op toeslagen, terwijl zij geen rekening hield met de grote hoeveelheid bewijsmateriaal die zij in bezit had en waaruit het tegendeel bleek.

Kennelijke beoordelingsfout en schending door verweerster van haar verplichting om de aanvangsdatum van verzoeksters inbreuk rechtens genoegzaam te bewijzen. In dit verband voert verzoekster aan dat:

het aangevoerde bewijsmateriaal de criteria van nauwkeurigheid en consistentie niet vervult wat de duur van de inbreuk betreft;

de vaststelling van de aanvangsdatum door de Commissie in strijd is met het beginsel in dubio pro reo.

Onjuiste opvattingen omtrent het recht en de feiten, en kennelijke beoordelingsfouten, aangezien de Commissie niet bevoegd was om artikel 101 VWEU en/of artikel 53 EER-Overeenkomst toe te passen in verband met de luchtvaartregelgeving en het desbetreffende administratieve stelsel in Hongkong, Japan, India, Thailand, Singapore, Korea en Brazilië, en/of heeft nagelaten haar bevoegdheden uit te oefenen in overeenstemming met het beginsel van internationale hoffelijkheid en/of heeft nagelaten het beginsel van internationale hoffelijkheid naar behoren in aanmerking te nemen bij de uitoefening van haar bevoegdheden.

Schending van het evenredigheidsbeginsel, het persoonlijk karakter van straffen en het beginsel van gelijke behandeling, aangezien de aan verzoekster opgelegde geldboete niet in evenredigheid is met de zwaarte van de inbreuk. In dit verband betoogt verzoekster dat:

de Commissie bij een objectieve inbreuk de "aard" en het "vermogen" op haar eigen markt in aanmerking moet nemen, evenals de economische context, die de zwaarte vaststellen en beïnvloeden;

een grondige analyse van de onderhavige zaak erop wijst dat er doorslaggevende argumenten bestonden om verzoeksters inbreuk als minder zwaar te bestempelen dan de Commissie heeft gedaan door een factor wegens de ernst van de inbreuk toe te passen.

Schending van de motiveringsplicht en het evenredigheidsbeginsel door het basisbedrag van de geldboete te verhogen met een bijkomend bedrag van 16% ter afschrikking.

Onjuiste opvattingen omtrent het recht en de feiten, kennelijke beoordelingsfouten en schending van de beginselen van gewettigd vertrouwen en gelijke behandeling en van de clementieregeling, aangezien de Commissie aan verzoekster de laagste vermindering van de geldboete uit hoofde van clementie heeft toegekend, hoewel zij als eerste onderneming op grond van de clementieregeling om vermindering van de geldboete heeft verzocht.

Kennelijke beoordelingsfout en schending van de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid door te weigeren aan verzoekster een vermindering van de geldboete te verlenen als strafvermindering, aangezien de Commissie geen rekening heeft gehouden met verzoeksters beperkte deelname aan de inbreuk en het feit dat zij niet aan alle elementen van de inbreuk heeft deelgenomen.

____________