Language of document :

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 27 februari 2014 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof - Duitsland) – Pro Med Logistik GmbH (C-454/12)/Finanzamt Dresden-Süd, en Eckard Pongratz, in zijn hoedanigheid van curator van het faillissement van Karin Oertel (C-455/12)/Finanzamt Würzburg mit Außenstelle Ochsenfurt

(Gevoegde zaken C-454/12 en C-455/12)1

(Prejudiciële verwijzing – Btw – Zesde btw-richtlijn – Artikel 12, lid 3 – Bijlage H, categorie 5 – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 98, leden 1 en 2 – Bijlage III, punt 5 – Neutraliteitsbeginsel – Vervoer van personen en bagage die zij bij zich hebben – Nationale regeling volgens welke verschillend btw-tarief geldt voor vervoer per tax en vervoer per huurwagen met chauffeur)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in de hoofdgedingen

Verzoekende partijen: Pro Med Logistik GmbH (C-454/12), Eckard Pongratz, in zijn hoedanigheid van curator van het faillissement van Karin Oertel (C-455/12).

Verwerende partijen: Finanzamt Dresden-Süd, Finanzamt Würzburg mit Außenstelle Ochsenfurt

Voorwerp

Verzoeken om een prejudiciële beslissing – Bundesfinanzhof – Duitsland – Uitlegging van artikel 98, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1), juncto bijlage III, categorie 5, bij die richtlijn, en artikel 12, lid 3, sub a, derde alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), juncto bijlage H, categorie 5, bij die richtlijn, zoals gewijzigd – Neutraliteitsbeginsel – Wettelijke regeling van een lidstaat die bepaalt dat dienstverrichtingen die uit het oogpunt van de consument gelijk zijn en aan dezelfde behoeften voldoen, voor de btw verschillend moeten worden behandeld – Verschil in behandeling tussen ziekenvervoer per taxi en ziekenvervoer met een huurwagen met chauffeur

Dictum

Artikel 12, lid 3, sub a, derde alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/4/EG van de Raad van 19 januari 2001, gelezen in samenhang met bijlage H, categorie 5, en artikel 98, leden 1 en 2, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met bijlage III, punt 5, moeten gelet op het beginsel van fiscale neutraliteit aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat twee soorten vervoer van personen en de bagage die zij bij zich hebben in het buurtverkeer, te weten per taxi dan wel per huurwagen met chauffeur, aan verschillende tarieven van belasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen, te weten het verlaagde dan wel het normale tarief, voor zover wegens de verschillende wettelijke vereisten waaraan deze twee soorten vervoersdiensten zijn onderworpen, het vervoer van personen per taxi in het buurtverkeer een concreet en specifiek aspect vormt van de categorie vervoer van personen en de bagage die zij bij zich hebben, zoals bedoeld in categorie 5 respectievelijk punt 5 van deze bijlagen bij deze richtlijnen, en deze verschillen bovendien van doorslaggevend belang zijn wanneer de gemiddelde gebruiker beslist van de ene dan wel van de andere vervoersdienst gebruik te maken. Het is de taak van de nationale rechter om na te gaan of dat in de hoofdgedingen het geval is.

Daarentegen moeten artikel 12, lid 3, sub a, derde alinea, van de Zesde richtlijn (77/388), zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/4, gelezen in samenhang met bijlage H, categorie 5, en artikel 98, leden 1en 2, van richtlijn 2006/112, gelezen in samenhang met bijlage III, punt 5, gelet op het beginsel van fiscale neutraliteit aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat twee soorten vervoer van personen en de bagage die zij bij zich hebben in het buurtverkeer, te weten per taxi dan wel per huurwagen met chauffeur, aan verschillende tarieven van belasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen wanneer krachtens een bijzondere overeenkomst die zonder onderscheid van toepassing is op de taxibedrijven en de ondernemingen voor autoverhuur met chauffeur die daarbij partij zijn, het vervoer van personen per taxi geen concreet en specifiek aspect vormt van het vervoer van personen en de bagage die zij bij zich hebben, en wanneer deze krachtens deze overeenkomst uitgeoefende activiteit wordt beschouwd als een dienst die uit het oogpunt van de gemiddelde gebruiker gelijkaardig is aan het vervoer van personen per huurwagen met chauffeur in het buurtverkeer, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.

____________

1 PB C 399 van 22.12.2012.