Language of document :

Beroep ingesteld op 10 april 2012 - Alstom e.a. / Commissie

(Zaak T-164/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Alstom (Levallois Perret, Frankrijk); Alstom Holdings (Levallois Perret); Alstom Grid SAS (Parijs, Frankrijk); en Alstom Grid AG (Oberentfelden, Zwitserland) (vertegenwoordigers: J. Derenne, advocaat, N. Heaton, P. Chaplin en M. Farley, Solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De beschikking van de Commissie van 26 januari 2012 die is vervat in brieven nr. D/2012/006840 en nr. D/2012/006863, waarbij bepaalde documenten zijn toegezonden aan de High Court of England and Wales, die door verzoeksters (of hun rechtsvoorgangers) waren overgelegd aan de Commissie in de loop van het onderzoek in zaak COMP/F/38.899 - Gasgeïsoleerd schakelmateriaal (PB 2008, C 5, blz. 7), nietig verklaren;

De Commissie verwijzen in de kosten die voor verzoeksters zijn opgekomen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekster drie middelen aan:

Het eerste middel is eraan ontleend dat de toezending van de documenten in kwestie aan de High Court of England and Wales:

een schending van de feiten oplevert en leidt tot de openbaarmaking van zich in deze documenten bevindend materiaal dat in het kader van een clementieverzoek is verstrekt, hetgeen - in strijd met artikel 4, lid 3, VEU - de belangen van de Europese Unie ondermijnt en ingrijpt in de werking en de onafhankelijkheid ervan, meer bepaald door de algemene doeltreffendheid van het clementieprogramma van de Commissie in gevaar te brengen, terwijl dit programma zo belangrijk is voor het vermogen van de Commissie om haar taak om artikel 101 VWEU te handhaven, uit te voeren;

een schending oplevert van het algemene beginsel inzake het recht om te worden gehoord en meer bepaald punt 26 van de mededeling inzake samenwerking met de rechters, aangezien de Commissie de betrokken ondernemingen geen toestemming heeft gevraagd voor de openbaarmaking van het clementiemateriaal dat zich in deze documenten bevindt;

een schending van de motiveringsplicht van de Commissie krachtens artikel 296 VWEU oplevert, aangezien daarmee impliciet verzoeksters stelling is verworpen dat bepaalde delen van de documenten in kwestie clementiemateriaal vormen, zonder opgave van redenen.

Het tweede middel is eraan ontleend dat de beschikking nietig moet worden verklaard omdat:

de toezending van de vertrouwelijke informatie in de documenten in kwestie aan de High Court of England and Wales voor gebruik ervan in de Engelse procedure, niet kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 4, lid 3, VEU, daar de openbaarmaking van dergelijke informatie ondernemingen er in de toekomst van zal weerhouden om met de Commissie samen te werken tijdens haar onderzoeken en dus zal ingrijpen in het vermogen van de Commissie om het mededingingsrecht te handhaven;

de toezending van de vertrouwelijke informatie in de documenten in kwestie aan de High Court of England and Wales, terwijl deze rechter de Commissie uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij deze informatie openbaar zal maken aan derden die niet behoren tot een vertrouwelijkheidskring, in strijd is met punt 25 van de mededeling inzake medewerking;

de bescherming die in de onderhavige zaak door de vertrouwelijkheidskring wordt verleend, niet voldoet aan de maatstaf van artikel 339 VWEU en punt 25 van de mededeling inzake medewerking met de rechters. Openbaarmaking van de vertrouwelijke informatie in de documenten in kwestie aan de High Court of England and Wales zou dus in strijd zijn met de verplichtingen die krachtens deze beginselen op de Commissie rusten.

Het derde middel is eraan ontleend dat de beslissing om dergelijke documenten aan de High Court of England and Wales door te zenden in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het voor de Commissie gepast noch noodzakelijk was om de vertrouwelijke versie van deze documenten met hun bijlagen aan de Engelse High Court door te zenden, met name niet nu de bijlagen niet relevant zijn voor de kernvraagstukken waarop de Engelse High Court zal moeten ingaan en het Gerecht alle verwijzingen naar de inhoud van deze documenten in zijn arrest in zaak T-121/07 heeft weggelaten.

____________

1 - Mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de rechterlijke instanties van de EU-lidstaten bij de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB C 101, blz. 54).