Language of document : ECLI:EU:F:2008:76

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

17 juni 2008

Zaak F‑97/07

Chantal De Fays

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Ziekteverlof – Onregelmatige afwezigheid – Arbitrageprocedure”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en met name strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 21 juni 2007 houdende afwijzing van verzoeksters klacht tegen het besluit van 21 november 2006 waarbij is vastgesteld dat zij sinds 19 oktober 2006 onregelmatig afwezig was van de dienst en dat zij dus voor de periode van onregelmatige afwezigheid die haar jaarlijks verlof overschreed, geen bezoldiging diende te ontvangen.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in loop van geding – Voorwaarden

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 35, lid 1, sub d en e, en 43)

2.      Ambtenaren – Ziekteverlof – Medische controle – Betwisting van conclusies van medische controle

(Ambtenarenstatuut, art. 59, lid 1, vijfde alinea, en 60, eerste alinea)

3.      Ambtenaren – Ziekteverlof – Medische controle – Vaststelling van onregelmatige afwezigheid

(Ambtenarenstatuut, art. 59, lid 1, vierde en vijfde alinea, en 60, eerste alinea)

1.      Uit artikel 35, lid 1, sub d en e, juncto artikel 43 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken volgt dat het verzoekschrift het voorwerp van het geschil en de door de verzoeker aangevoerde middelen en argumenten feitelijk en rechtens moet bevatten, en dat nieuwe middelen niet in de loop van het geding mogen worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken. Een middel dat een uitwerking is van een eerder in het verzoekschrift rechtstreeks of stilzwijgend opgeworpen middel en daarmee nauw verband houdt, moet evenwel ontvankelijk worden verklaard.

(cf. punt 53)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 26 april 2006, Falcione/Commissie, F‑16/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑3 en II‑A‑1‑7, punt 65; 30 juni 2006, Ott e.a./Commissie, F‑87/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑73 en II‑A‑1‑263, punt 74

2.      De in artikel 59, lid 1, vijfde alinea, van het Statuut bedoelde arbitrageprocedure door een onafhankelijk arts, die openstaat voor de ambtenaar die de conclusies van zijn medische controle wil betwisten, beantwoordt aan de wens van de gemeenschapswetgever om de procedures voor de controle van absenties en de overlegging van medische attesten te verhelderen. Het zou dus indruisen tegen dat doel om een ambtenaar de mogelijkheid te geven om, zelfs tot staving van een beroep tegen een handeling als een maatregel die in geval van onregelmatige afwezigheid op basis van artikel 60, eerste alinea, van het Statuut is genomen, de conclusies van een medische controle te betwisten buiten de daartoe speciaal in het leven geroepen procedure.

(cf. punt 56)

3.      Uit de bewoordingen van de artikelen 59, lid 1, vierde alinea, en 60, eerste alinea, van het Statuut volgt duidelijk dat de administratie, wanneer zij conclusies van een medische controle ontvangt waaruit blijkt dat de ambtenaar in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, dient vast te stellen dat de ambtenaar zich vanaf de dag van de controle in een situatie van ongerechtvaardigde afwezigheid bevindt, zij deze afwezigheid in mindering moet brengen op het vakantieverlof van de betrokkene en, indien hij geen verlof meer heeft, de ambtenaar over de betrokken periode geen bezoldiging moet betalen. Na te hebben nagegaan dat met betrekking tot de medische controle onder de omstandigheden voorzien in artikel 59, lid 1, vijfde alinea, van het Statuut geen verzoek om arbitrage door een onafhankelijk arts is ingediend, verkeert het betrokken gezag dus in een situatie van gebonden bevoegdheid om die maatregelen te treffen. De nietigverklaring van dergelijke maatregelen wegens onbevoegdheid van degene die deze heeft getroffen kan, zodra deze fout is gecorrigeerd op de datum waarop zij zich heeft voorgedaan, dus slechts leiden tot de vaststelling van een inhoudelijk identiek besluit.

(cf. punt 70)

Referentie:

Hof: 29 april 2004, Parlement/Reynolds, C‑111/02 P, Jurispr. blz. I‑5475, punten 59‑61