Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 20 februari 2004 ingesteld door SGL Carbon AG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T- 68/04)

Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 20 februari 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door SGL Carbon AG, gevestigd te Wiesbaden (Duitsland), vertegenwoordigd door Martin Klusmann en Andreas von Bonin, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de bestreden beschikking van de Commissie C(2003)4457 def. van 3 december 2003 nietig te verklaren voorzover zij verzoekster betreft;

-    subsidiair, de hoogte van de aan verzoekster in de bestreden beschikking opgelegde geldboete passend te verlagen;

-    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie verzoekster een geldboete van 23 640 000 euro opgelegd,omdat zij door haar deelneming aan een reeks overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van de elektrische en mechanische koolstof- en grafietproducten artikel 81, lid 1, EG en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst heeft geschonden.

Ter ondersteuning van haar beroep stelt verzoekster in de eerste plaats dat het basisbedrag van de geldboete ten onrechte te haren laste is vastgesteld. Voorts heeft de Commissie volgens verzoekster geen rekening gehouden met het in artikel 15, lid 2, van verordening 17/621 vastgestelde maximum van 10 % voor de geldboetes, door verschillende individuele boetes op te leggen waarvan de som meer dan 10 % van de omzet van de groep bedraagt. Verzoekster is ook benadeeld door de ongerechtvaardigde toepassing van het maximum van 10 % ten gunste van een andere onderneming, die met een derde onderneming een groep vormt. Volgens verzoekster heeft de Commissie ook haar medewerking onjuist beoordeeld, de geldboete in dit opzicht te weinig verlaagd en bij de vaststelling van de geldboete de daadwerkelijke afschrikkende werking onjuist beoordeeld. Voorts, aldus verzoekster, heeft de Commissie bij de vaststelling van de geldboete ten onrechte geweigerd rekening ermee te houden dat verzoekster niet in staat is te betalen. Ten slotte betwist verzoekster ook de vaststelling van de moratoire interessen in de bestreden beschikking.

____________

1 - Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen (81) en (82) van het Verdrag (PB 1962, 13, blz. 204).