Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 15 januari 2004 ingesteld door Jens Peter Bonde en anderen tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

(Zaak T-13/04)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 15 januari 2004 beroep ingesteld tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie door Jens Peter Bonde, Bagsvaerd (Denemarken), Inger Schörling, Gärle (Zweden), Paul-Mari Coûteaux, Mirbeau (Frankrijk), Nigel Paul Farage, Westerham (Verenigd Koninkrijk), William Abitbol, Parijs (Frankrijk), Bent Hindrup Andersen, Horsens (Denemarken), Graham H. Booth, Paignton (Verenigd Koninkrijk), Florence Kuntz, Lyon (Frankrijk), Ulla Margrethe Sandbæk, Kopenhagen (Denemarken), Jeffrey William Titford, Frinton-on-Sea (Verenigd Koninkrijk), Per Gahrton, Täby (Zweden), Herman Schmid, Kopenhagen (Denemarken), Jonas Sjöstedt, Umeå (Zweden), Pernille Frahm, Bjert (Denemarken), Roger Helmer, Lutterworth (Verenigd Koninkrijk), Daniel J. Hannan, Geat Bookham (Verenigd Koninkrijk), Georges Berthu, Longré (Frankrijk), Dominique F. C. Souchet, Saint-Gemme la Plaine (Frankrijk), Thierry de la Perriere, Luc-sur-Mer (Frankrijk), Hans Kronberger, Wenen (Oostenrijk), Jean-Louis Bernie, Nantes (Frankrijk), Yves Butel, Amiens (Frankrijk), en Ole Krarup, Helsingor (Denemarken), vertegenwoordig door J. Dhont, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau, nietig te verklaren, subsidiair, bepaalde onderdelen daarvan nietig te verklaren, en nog meer subsidiair, te gelasten dat de verordening betreffende de Europese politieke partijen volgens de regels van het recht wordt toegepast en uitgevoerd, zodat daadwerkelijk wordt tegemoetgekomen aan verzoekers bezwaren;

het Europees Parlement en de Raad te verwijzen in de kosten van het geding en te veroordelen tot betaling van de honoraria van verzoekers advocaat in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Middelen en voornaamste argumenten:

Tot staving van hun beroep voeren verzoekers aan dat de betwiste verordening artikel 191 EG schendt voorzover de erkenning van allianties van politieke partijen als Europese politieke partijen de integratie binnen de Europese Unie, de vorming van een Europees bewustzijn of de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie niet bevordert. Voorts schendt zij verklaring nr. 11 ad artikel 191 van het EG-Verdrag, die aan de slotakte van het Verdrag van Nice is gehecht, voorzover zij een ongeoorloofde bevoegdheidsoverdracht aan de Europese Gemeenschap inhoudt, geen passende waarborgen biedt opdat de toegekende fondsen niet zullen worden gebruikt voor de activiteiten van nationale politieke partijen, en kleinere fracties en fracties van minderheden discrimineert. Verzoekers betogen eveneens dat de bestreden verordening de artikelen 5, 189 en 202 EG schendt door aan het Europees Parlement bevoegdheden inzake uitvoering en besluitvorming toe te kennen.

Voorts schendt de bestreden verordening volgens verzoekers een aantal fundamentele rechten, in het bijzonder het discriminatieverbod, het recht van vrije gedachte, de gewetens- en godsdienstvrijheid en de vrije meningsuiting, die volgens verzoekers worden geschonden door de eis van onvoorwaardelijke eerbiediging van de Europese beginselen als basisvoorwaarde voor subsidiëring; alsmede de vrijheid van vereniging en vergadering, die volgens hen wordt geschonden omdat de betwiste verordening voorziet in kiesdrempels waardoor partijen van minderheden en onafhankelijke nationale politieke partijen worden uitgesloten.

Verzoekers stellen eveneens dat de betwiste verordening een reeks basisbeginselen van het gemeenschapsrecht schendt, namelijk het beginsel van gelijke behandeling, ten gevolge van discriminatie ten aanzien van partijen van minderheden en onafhankelijke politieke partijen, het beginsel van de democratie, door leden van het Europees Parlement anders te behandelen naargelang zij al dan niet lid zijn van Europese partijen, en het beginsel van de rechtsstaat, voorzover het Europees Parlement de betwiste maatregel als medewetgever heeft vastgesteld en aldus de regeling zal moeten toepassen en uitvoeren. Ook worden beginselen en tradities die de lidstaten gemeen hebben, geschonden voorzover voor de subsidiëring zeer hoge drempels zijn vastgesteld en loyaliteit aan bepaalde Europese politieke idealen wordt vereist. Daarnaast is volgens verzoekers ook sprake van misbruik van bevoegdheden door het Europees Parlement en de Raad en schending van de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit.

____________