Language of document :

Arrest van het Gerecht van 16 september 2013 – Islamic Republic of Iran Shipping Lines e.a./Raad

(Zaak T-489/10)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Beoordelingsfout”)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Islamic Republic of Iran Shipping Lines (Teheran, Iran) en de 17 andere verzoeksters wier namen zijn vermeld in de bijlage bij het arrest (vertegenwoordigers: F. Randolph, QC, M. Lester, barrister, en M. Taher, solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en R. Liudvinaviciute-Cordeiro, gemachtigden)

Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Konstantinidis en T. Scharf, gemachtigden) en Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues en É. Ranaivoson, gemachtigden)

Voorwerp

Enerzijds een verzoek om gedeeltelijke nietigverklaring van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 195, blz. 25), besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413 (PB L 281, blz. 81), verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1)

Dictum

Worden nietig verklaard, voor zover zij de Islamic Republic of Iran Shipping Lines en de 17 andere verzoeksters wier naam in de bijlage is vermeld, betreffen:

bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB;

de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran;

de bijlage bij besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413;

bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007;

bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010.

De gevolgen van besluit 2010/413, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644, worden gehandhaafd wat de Islamic Republic of Iran Shipping Lines en de 17 andere verzoeksters wier namen in de bijlage zijn vermeld, betreft totdat de nietigverklaring van verordening nr. 267/2012 effect sorteert.

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen alsook de kosten van Islamic Republic of Iran Shipping Lines en de 17 andere verzoeksters wier namen in de bijlage zijn vermeld.

De Europese Commissie en de Franse Republiek zullen elk hun eigen kosten dragen.

____________

____________

1     PB C 30 van 29.1.2011.