Language of document :

Beroep ingesteld op 14 oktober 2010 - Iberdrola / Commissie

(Zaak T-486/10)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Iberdrola, SA (Bilbao, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Ruiz Calzado en E. Barbier de la Serre, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de beschikking, en

verwijzing van de Commissie in alle kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In casu wordt dezelfde beschikking bestreden als in de zaken T-484/10, Gas Natural Fenosa SDG/Commissie, en T-490/10, Endesa/Commissie.

Volgens verzoekster heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft zij een aantal kennelijke beoordelingsfouten gemaakt omdat zij na een eerste onderzoek overeenkomstig artikel 4, lid 3, van verordening (EG) nr. 659/19991 tot de bevinding is gekomen dat de door het Koninkrijk Spanje aangemelde compensatie voor openbare dienst overeenkomstig de staatssteunregels van de EU gerechtvaardigd is. Verzoekster voert vijf middelen tot nietigverklaring aan.

Met het eerste middel laakt verzoekster het feit dat de Commissie de formele onderzoeksprocedure van artikel 4, lid 4, van de verordening niet heeft ingeleid, hoewel ernstige twijfel bestond over de verenigbaarheid van de aangemelde steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt. Verzoekster stelt derhalve dat de Commissie kennelijk artikel 108, lid 2, VWEU en artikel 4, lid 4, van verordening nr. 659/1999 heeft geschonden.

Met het tweede middel, dat uit twee onderdelen bestaat, voert verzoekster in het eerste onderdeel aan dat de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en beoordelingsfouten heeft gemaakt, waar zij van mening was dat de door het Koninkrijk Spanje aangemelde maatregel noodzakelijk is ter compensatie van de kosten van het verrichten van een omwille van voorzieningszekerheid gerechtvaardigde dienst van algemeen economisch belang, terwijl in Spanje geen voorzieningszekerheidsproblemen bestaan en dergelijke problemen op middellange termijn ook niet zijn te voorzien; in het tweede onderdeel stelt zij een kennelijke beoordelingsfout omdat de Commissie van mening is dat de door het Koninkrijk Spanje aangemelde maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 106, lid 2, VWEU en van de Derde elektriciteitsrichtlijn.

Met het derde middel betoogt verzoekster dat de door de Commissie goedgekeurde steunmaatregel in strijd is met de materiële en temporele beperkingen die zijn vastgesteld in verordening (EG) nr. 1407/20022 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie en in het voorstel voor een verordening van de Raad inzake staatssteun ter vergemakkelijking van de sluiting van niet-concurrerende steenkolenmijnen.

Met het vierde middel stelt verzoekster dat de Commissie het beginsel van goed bestuur heeft geschonden, dat haar verplicht zorgvuldig, grondig en onpartijdig alle relevante gegevens van de zaak te onderzoeken, omdat zij het niet wenselijk heeft geacht alle noodzakelijke adviezen in te winnen teneinde volledig te zijn ingelicht over alle gegevens van de zaak alvorens haar beschikking vast te stellen, en de aangemelde maatregel liever in de eerste fase heeft vastgesteld.

Met het vijfde middel, dat uit drie onderdelen bestaat, voert verzoekster aan dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op het door de rechtspraak geformuleerde beginsel dat de Commissie belet een steunmaatregel verenigbaar met de interne markt te verklaren die andere verdragsbepalingen schendt, in het bijzonder omdat zij is voorbijgegaan aan het feit dat de maatregel in strijd is met de voorschriften waarbij het vrij verkeer van goederen, de door de elektriciteitsrichtlijnen nagestreefde doelstellingen en de doelstellingen van levensvatbaarheid van de Europese Unie worden erkend.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).

2 - Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie (PB L 205, blz. 1).