Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 12 februari 2018 – Nalini Chenchooliah / Minister for Justice and Equality

(Zaak C-94/18)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Nalini Chenchooliah

Verwerende partij: Minister for Justice and Equality

Prejudiciële vragen

Wanneer de echtgenoot van een Unieburger, die de in artikel 6 van richtlijn 2004/38/EG1 genoemde rechten van vrij verkeer in een gastland heeft uitgeoefend, het in artikel 7 van die richtlijn genoemde verblijfsrecht wordt geweigerd op grond van het feit dat de Unieburger niet of niet langer deze door de Verdragen van de Europese Unie verleende rechten in de betrokken lidstaat uitoefende en wanneer die lidstaat tot verwijdering van deze echtgenoot uit die lidstaat wenst over te gaan, moet die verwijdering dan plaatsvinden op grond van en overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn of is de nationale wetgeving van die lidstaat daarop van toepassing?

Wanneer het antwoord op bovengenoemde vraag luidt dat de verwijdering moet plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn, moet deze uitzetting dan plaatsvinden op grond van en overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk VI van de richtlijn, meer bepaald de artikelen 27 en 28, of kan de lidstaat zich in dergelijke omstandigheden op andere bepalingen van de richtlijn, meer bepaald de artikelen 14 en 15, beroepen?

____________

1 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB 2004, L 158, blz. 77).