Language of document : ECLI:EU:T:2015:643

ARREST VAN HET GERECHT (Zesde kamer)

18 september 2015 (*)

„Gemeenschapsmerk – Nietigheidsprocedure – Gemeenschapswoordmerk Tafel – Absolute weigeringsgronden – Onderscheidend vermogen – Geen beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 207/2009”

In zaak T‑710/13,

Bundesverband Deutsche Tafel eV, gevestigd te Berlijn (Duitsland), vertegenwoordigd door T. Koerl, E. Celenk en S. Vollmer, advocaten,

verzoeker,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), aanvankelijk vertegenwoordigd door A. Pohlmann, vervolgens door M. Fischer, als gemachtigden,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniënt voor het Gerecht:

Tiertafel Deutschland eV, gevestigd te Rathenow (Duitsland), vertegenwoordigd door M. Nitschke, advocaat,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 17 oktober 2013 (zaak R 1074/2012‑4) inzake een nietigheidsprocedure tussen Tiertafel Deutschland eV en Bundesverband Deutsche Tafel eV,

wijst

HET GERECHT (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: S. Frimodt Nielsen, president, F. Dehousse (rapporteur) en A. M. Collins, rechters,

griffier: J. Weychert, administrateur,

gezien het op 23 december 2013 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 11 april 2014 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het BHIM,

gezien de op 16 april 2014 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van interveniënt,

gezien de beschikking van 11 juni 2014 houdende afwijzing van het verzoek tot indiening van een memorie van repliek,

na de terechtzitting op 18 maart 2015,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Verzoeker, Bundesverband Deutsche Tafel eV, is houder van het gemeenschapswoordmerk Tafel, aangevraagd op 26 maart 2010 en op 27 september 2010 onder nummer 8985541 bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) ingeschreven krachtens verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

2        De diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, behoren tot de klassen 39 en 45 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt:

–        klasse 39: „Verzamelen, afhalen, vervoeren en distribueren van goederen voor dagelijks gebruik, waaronder levensmiddelen, voor derden, met name voor behoeftigen”;

–        klasse 45: „Door derden geleverde persoonlijke en sociale diensten betreffende individuele behoeften”.

3        Op 4 november 2010 heeft interveniënt, Tiertafel Deutschland eV, bij het BHIM een vordering tot nietigverklaring van het gemeenschapsmerk Tafel ingediend op grond van artikel 52, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009, gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, onder b) en c), van die verordening, en op grond van artikel 52, lid 1, onder b), van die verordening.

4        Bij besluit van 16 april 2012 heeft de nietigheidsafdeling van het BHIM de vordering tot nietigverklaring afgewezen op grond van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009, gelezen in samenhang met artikel 52, lid 1, onder a), van die verordening.

5        Op 6 juni 2012 heeft interveniënt bij het BHIM beroep ingesteld tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling.

6        Bij beslissing van 17 oktober 2013 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de vierde kamer van beroep van het BHIM het beroep toegewezen en de beslissing van de nietigheidsafdeling vernietigd. Zij was van oordeel dat tussen het Duitse woord „Tafel” en de betrokken diensten een voldoende duidelijk en concreet verband bestond en dat dit woord dus beschrijvend was. Voorts heeft zij vastgesteld dat voormeld begrip, als beschrijvende aanduiding waarvan het doelpubliek de betekenis onmiddellijk en zonder te moeten nadenken begrijpt, eveneens onderscheidend vermogen miste voor de betrokken diensten. Zij heeft het betrokken merk dus nietig verklaard op basis van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009. De kamer van beroep heeft het ten slotte niet nodig geacht uitspraak te doen over het middel dat was gebaseerd op artikel 52, lid 1, onder b), van die verordening, te weten de kwade trouw, waarop de partijen tijdens de beroepsprocedure niet meer waren ingegaan.

 Conclusies van partijen

7        Verzoeker verzoekt het Gerecht:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het BHIM te verwijzen in de kosten.

8        Het BHIM en interveniënt verzoeken het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoeker te verwijzen in de kosten.

 In rechte

9        Ter ondersteuning van het beroep voert verzoeker twee middelen tot nietigverklaring aan: schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 en schending van artikel 7, lid 1, onder b), van die verordening.

 Eerste middel: schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009

10      Verzoeker betwist de conclusie van de kamer van beroep dat het in geding zijnde merk beschrijvend is. Hij voert met name aan dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het Duitse begrip „Tafel”, in de door de kamer van beroep aangegeven zin van een „grote tafel die voor een feestmaal is gedekt”, en de diensten waarvoor het merk is ingeschreven. Het Duitse begrip „Tafel” duidt soort, kwaliteit, bestemming, noch andere kenmerken van de betrokken diensten aan. Wat de diensten van klasse 39 betreft, bestaat er geen enkel verband tussen die diensten en een tafel, die ongeschikt zou zijn om te worden gebruikt als plaats waar dergelijke diensten worden verricht. Bovendien bestaat er een tegenstelling tussen de gedachte van een feestmaaltijd, die met het Duitse begrip „Tafel” wordt overgebracht, en de beschermde diensten, die erop zijn gericht goederen voor dagelijks gebruik en levensmiddelen te verstrekken, met andere woorden het hoogstnoodzakelijke. Wat de diensten van klasse 45 betreft, betoogt verzoeker dat de kamer van beroep voorbij is gegaan aan hun voorwerp en deze heeft verward met het serveren van voedsel en dranken, dat valt onder klasse 43, waarop het merk Tafel geen betrekking heeft.

11      Het BHIM betoogt dat de kamer van beroep de inschrijving van het teken Tafel voor de betrokken diensten terecht nietig heeft verklaard. Het merkt op dat een van de betekenissen van het Duitse begrip „Tafel” volgens het woordenboek Duden het verstrekken van levensmiddelen aan behoeftigen is, en dat een soortgelijke betekenis is vermeld onder het Duitse steekwoord „Tafel-Initiativen” in de uitgave uit 2006 van de encyclopedie Brockhaus en in de online uitgave van het woordenboek Meyers.

12      Wat de diensten van klasse 39 betreft, betoogt het BHIM dat het gaat om logistieke diensten die cruciaal zijn voor het goede verloop van een voedselbank en dat er dus een rechtstreeks en duidelijk verband bestaat tussen deze diensten en het Duitse begrip „Tafel”. Voorts betoogt het dat het betrokken publiek, wanneer dit met het Duitse begrip „Tafel” in samenhang met diensten van klasse 45 wordt geconfronteerd, onmiddellijk zal denken aan de diensten van een voedselbank, bestaande in een sociale dienst in de vorm van het verstrekken van levensmiddelen en andere goederen voor dagelijks gebruik. Het voegt hieraan toe dat de diensten van de klassen 39 en 45 als het ware zijn toegesneden op voedselbanken.

13      Interveniënt voert aan dat de kamer van beroep terecht tot de conclusie is gekomen dat het teken Tafel beschrijvend is. Volgens hem is het Duitse begrip „Tafel” immers een generieke benaming voor welzijnsinstellingen. In dat verband verwijst hij naar een aantal studies uit 2008 en 2009 en naar werken zoals de lexicons Brockhaus en Meyers en het woordenboek Duden. Het beschrijvende karakter van het begrip blijkt tevens uit het bestaan van organisaties met een naam die een variant is op het Duitse begrip „Tafel”. Dat begrip ziet niet specifiek op verzoeker, maar op de voedselbankenbeweging, de „Tafeln”. Overigens blijkt uit de door verzoeker overgelegde documenten zelf dat het Duitse begrip „Tafel” verwijst naar een instelling. Dat begrip heeft aldus niet alleen voor het Duitse publiek maar ook voor het Oostenrijkse publiek een generieke betekenis. Interveniënt voert voorts aan dat het Duitse begrip „Tafel” beschrijvend is voor de betrokken diensten. Zo duidt het Duitse begrip „Tafel” met name de plaats aan waar de betrokken diensten worden verleend en is de uiteenlopende semantische inhoud ervan, te weten het begrip „tafel” of „mededelingenbord”, direct beschrijvend voor de betrokken diensten, die doorgaans aan tafel worden verricht.

14      Ingevolge artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 wordt de inschrijving geweigerd van merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten. Voorts bepaalt artikel 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009 dat lid 1 ook van toepassing is indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Europese Unie bestaan.

15      Volgens de rechtspraak belet artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 dat de daarin bedoelde tekens of aanduidingen op grond van de inschrijving ervan als merk worden voorbehouden aan een enkele onderneming. Deze bepaling streeft dus een doel van algemeen belang na, te weten dat dergelijke tekens of aanduidingen door eenieder vrij moeten kunnen worden gebruikt [arresten van 23 oktober 2003, BHIM/Wrigley, C‑191/01 P, Jurispr., EU:C:2003:579, punt 31, en 7 juli 2011, Cree/BHIM (TRUEWHITE), T‑208/10, EU:T:2011:340, punt 12].

16      Daarenboven worden tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de kenmerken van de waar of dienst waarvoor om inschrijving is verzocht, krachtens artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 ongeschikt geacht voor het vervullen van de wezenlijke functie van het merk, te weten de commerciële herkomst van de waar of dienst aan te geven, zodat de consument die de door dit merk aangeduide waar verkrijgt of aan wie de door dit merk aangeduide dienst wordt verleend, bij een latere aankoop, in geval van een positieve ervaring, dezelfde keuze kan maken of, in geval van een negatieve ervaring, een andere keuze kan maken (arresten BHIM/Wrigley, punt 15 supra, EU:C:2003:579, punt 30, en TRUEWHITE, punt 15 supra, EU:T:2011:340, punt 13).

17      De tekens en aanduidingen waarop artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 doelt, zijn die welke in het normale gebruik uit het oogpunt van het doelpubliek kunnen dienen ter aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de essentiële kenmerken ervan, van de waar of dienst waarvoor de inschrijving is aangevraagd [arresten van 20 september 2001, Procter & Gamble/BHIM, C‑383/99 P, Jurispr., EU:C:2001:461, punt 39, en 5 juli 2012, Deutscher Ring/BHIM (Deutscher Ring Sachversicherungs-AG), T‑209/10, EU:T:2012:347, punt 17].

18      Hieruit volgt dat een teken onder het in voormelde bepaling vervatte verbod valt wanneer het een voldoende rechtstreeks en concreet verband met de betrokken waren of diensten vertoont, dat het betrokken publiek in staat stelt hierin onmiddellijk en zonder verder nadenken een beschrijving van de betrokken waren en diensten, of van een van de kenmerken ervan, te zien (zie arrest TRUEWHITE, punt 15 supra, EU:T:2011:340, punt 14 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

19      Voorts zij eraan herinnerd dat het beschrijvende karakter van een teken alleen kan worden beoordeeld uitgaande van de wijze waarop het door het betrokken publiek wordt gepercipieerd en met betrekking tot de betrokken waren of diensten [arrest van 27 februari 2002, Eurocool Logistik/BHIM (EUROCOOL), T‑34/00, Jurispr., EU:T:2002:41, punt 38, en arrest TRUEWHITE, punt 15 supra, EU:T:2011:340, punt 17].

20      Het in het kader van het onderhavige beroep voorgedragen eerste middel moet in het licht van die beginselen worden onderzocht.

21      Om te beginnen moet worden opgemerkt dat het bij de betrokken diensten, zoals de kamer van beroep heeft vastgesteld, gaat om goederen voor dagelijks gebruik en om individuele behoeften en dat zij zijn gericht tot het publiek in het algemeen. Bovendien moet, aangezien het in geding zijnde teken een Duits begrip is, het beschrijvende karakter van het litigieuze merk worden beoordeeld uitgaande van de wijze waarop het door de gemiddelde Duitstalige consument van de Unie wordt begrepen, hetgeen verzoeker overigens niet betwist.

22      Vervolgens blijkt uit de gegevens in het dossier dat het Duitse begrip „Tafel” meerdere betekenissen heeft. Het verwijst in het bijzonder naar, enerzijds, het begrip tafel en anderzijds, het begrip voedselbanken en sociale projecten die met name verband houden met het aan behoeftige personen gratis of tegen een lage prijs verstrekken van levensmiddelen die in de handel onverkocht zijn gebleven, maar nog goed bewaard zijn, of van bereide maaltijden. Die vaststelling wordt door de partijen niet betwist.

23      Uit de bestreden beslissing blijkt evenwel dat de kamer van beroep zich in casu alleen heeft gebaseerd op de eerste betekenis van het Duitse begrip „Tafel”, namelijk het begrip tafel.

24      In punt 30 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep immers verwezen naar de online uitgave van het algemene woordenboek Duden, aangezien zij heeft aangegeven dat het Duitse begrip „Tafel” met name werd opgevat als een „grote tafel die voor een feestmaal is gedekt” en als de „maaltijd”. De uitdrukkingen „uitnodigen om aan tafel te gaan” en „van tafel gaan” worden er eveneens vermeld.

25      Vastgesteld moet worden dat de kamer van beroep zich uitsluitend op de betekenis „tafel” van het Duitse begrip „Tafel” heeft gebaseerd om tot het besluit te komen dat er in casu een voldoende duidelijk en concreet verband bestaat met de betrokken diensten. Aldus heeft zij, enerzijds, wat de diensten van klasse 39 betreft, in punt 31 van haar beslissing uiteengezet dat het Duitse begrip „Tafel” het feit beschreef dat goederen voor dagelijks gebruik werden verzameld, afgehaald, vervoerd en gedistribueerd aan een tafel en dat maaltijden en levensmiddelen aan tafel werden aangeboden. Anderzijds heeft zij, wat de diensten van klasse 45 betreft, opgemerkt dat het Duitse begrip „Tafel” het feit beschreef dat de door derden aangeboden persoonlijke en sociale diensten betreffende individuele behoeften, zoals bijvoorbeeld het verstrekken van levensmiddelen en de maaltijden, aan een tafel werden aangeboden.

26      In punt 32 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep de verdere definitie in het online woordenboek Duden ter sprake gebracht, volgens welke het Duitse begrip „Tafel” als betekenis heeft „het aan behoeftige personen gratis of tegen een lage prijs verstrekken van levensmiddelen die in de handel onverkocht zijn gebleven, maar nog goed bewaard zijn, of van bereide maaltijden”, waarbij was gepreciseerd dat „veel vrouwelijke vrijwilligers hulp [verleenden] bij de ‚Mannheimer Tafel’”. Zij verwees eveneens naar de encyclopedie Brockhaus van 2006 en naar het woordenboek Meyers van 2007, waarin met betrekking tot de Duitse uitdrukking „Tafel-Initiative”, was uiteengezet dat „de voedseloverschotten [werden] ingezameld [...] en gratis verstrekt aan behoeftige personen of sociale voorzieningen”.

27      Uit dit punt 32 van de bestreden beslissing blijkt evenwel dat alleen naar deze andere definities van het Duitse begrip „Tafel” werd verwezen om te „bevestigen” dat dat begrip, tezamen met de betrokken diensten, door het grote publiek aldus zou worden opgevat „dat die diensten worden aangeboden aan een ‚tafel’”.

28      Evenzo verwijst de kamer van beroep, in punt 33 van de bestreden beslissing, naar het feit dat verzoeker weliswaar een groot aantal voedselbanken organiseert, maar dat het Duitse begrip „Tafel” nog steeds een beschrijvende betekenis heeft voor de diensten van de klassen 39 en 45, „die alle aan een tafel kunnen worden aangeboden”.

29      Ten slotte is in de laatste zin van punt 34 van de bestreden beslissing ook vermeld dat het Duitse begrip „Tafel”, „wat diensten van de klassen 39 en 45 betreft, aldus wordt opgevat dat deze aan een tafel, een gedekte tafel worden verricht”.

30      Uit de bestreden beslissing blijkt dus dat de kamer van beroep zich alleen heeft gebaseerd op de betekenis „tafel” van het Duitse begrip „Tafel” en niet op de betekenis „voedselbank” van dat begrip.

31      Het Duitse begrip „Tafel” in de zin van het woord „tafel” is evenwel niet beschrijvend voor de diensten waarover het in casu gaat.

32      Ten eerste zij immers eraan herinnerd dat het bij de diensten van klasse 39 gaat om het verzamelen, afhalen, vervoeren en distribueren van goederen voor dagelijks gebruik, waaronder levensmiddelen, voor derden, met name voor behoeftigen.

33      Opgemerkt moet worden dat het verzamelen, afhalen en vervoeren van goederen niet lijkt samen te hangen met het begrip tafel. Het is juist dat het distribueren van goederen voor dagelijks gebruik, waaronder levensmiddelen, het uiteindelijke doel is van het geheel van de betrokken diensten en op een tafel kan plaatsvinden. Dat is evenwel niet noodzakelijkerwijs het geval. Bovendien bestaat er, zoals verzoeker stelt, met betrekking tot levensmiddelen een tegenstelling tussen de aan het Duitse begrip „Tafel” ten grondslag liggende gedachte van een feestmaaltijd, en de in casu aan de orde zijnde diensten, die erop gericht zijn het hoogstnoodzakelijke te verschaffen. De diensten van klasse 39, met inbegrip van de betrokken diensten betreffende levensmiddelen, zijn dus voorafgaande handelingen die niet rechtstreeks verband houden met het begrip „tafel”.

34      Bijgevolg bestaat er tussen het Duitse begrip „Tafel” in de zin van het woord „tafel” en de diensten van klasse 39, te weten het verzamelen, afhalen, vervoeren en distribueren van goederen voor dagelijks gebruik, waaronder levensmiddelen, voor behoeftigen, geen rechtstreeks en concreet verband op grond waarvan het betrokken publiek in dat begrip onmiddellijk en zonder verder nadenken een beschrijving van die diensten kan zien.

35      Ten tweede kunnen de diensten van klasse 45, namelijk de door derden geleverde persoonlijke en sociale diensten betreffende individuele behoeften, evenmin onmiddellijk en zonder verder nadenken in verband worden gebracht met het begrip tafel. Zelfs indien deze diensten in een aantal gevallen aan een tafel kunnen worden verricht, met name het serveren van voedsel en dranken, is dat niet noodzakelijkerwijs het geval.

36      Hieruit volgt dat de beoordeling van de kamer van beroep volgens welke het teken Tafel in de zin van woord „tafel” een voldoende duidelijk en concreet verband vertoont met de betrokken diensten van de klassen 39 en 45, onjuist.

37      Ongeacht hetgeen zou kunnen worden geoordeeld met betrekking tot andere betekenissen van het Duitse begrip „Tafel”, die de kamer van beroep niet heeft onderzocht, heeft zij dus ten onrechte vastgesteld dat het teken Tafel in de zin van het woord „tafel” beschrijvend was voor de betrokken diensten, in de zin van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009.

38      Uit hetgeen voorafgaat volgt dat het eerste middel, inzake schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009, moet worden toegewezen.

 Tweede middel: schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009

39      Volgens vaste rechtspraak is de toepasselijkheid van een van de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 207/2009 genoemde absolute weigeringsgronden voldoende om een teken niet als gemeenschapsmerk te kunnen inschrijven [arresten van 19 september 2002, DKV/BHIM, C‑104/00 P, Jurispr., EU:C:2002:506, punt 29; 10 juli 2014, BSH/BHIM, C‑126/13 P, EU:C:2014:2065, punt 33, en 19 mei 2010, Ravensburger/BHIM – Educa Borras (Memory), T‑108/09, EU:T:2010:213, punt 38].

40      Aangezien de in de bestreden beslissing in het licht van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 verrichte beoordeling van het beschrijvende karakter van het teken Tafel in de zin van het woord „tafel”, nietig moet worden verklaard (punt 38 hierboven), moet worden onderzocht of de beoordeling van de kamer van beroep, dat het teken Tafel geen onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 heeft, gegrond is.

41      Verzoeker voert aan dat de bestreden beslissing nietig moet worden verklaard, aangezien de kamer van beroep de op artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 gebaseerde weigeringsgrond niet afzonderlijk heeft onderzocht. De kamer van beroep heeft het ontbreken van onderscheidend vermogen van het teken Tafel slechts uit het – bovendien ten onrechte aangenomen – beschrijvende karakter ervan afgeleid.

42      Het BHIM voert aan dat, hoewel elke weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009 onafhankelijk is en moet worden uitgelegd in het licht van het daaraan ten grondslag liggende algemeen belang, een teken in de regel het door artikel 7, lid 1, onder b), van die verordening vereiste onderscheidend vermogen mist wanneer het louter beschrijvend is in de zin van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009. Bovendien, zelfs indien het teken Tafel niet louter beschrijvend zou zijn voor de betrokken diensten, zou het een rechtstreeks en concreet verband met deze diensten vertonen. Het relevante publiek zou het teken aldus opvatten, dat het informatie verschaft over de aard van de daarmee aangeduide diensten en niet als een aanduiding van de herkomst ervan, waardoor de door verzoeker aangeboden diensten zouden kunnen worden onderscheiden van die van andere aanbieders.

43      Interveniënt voert aan dat het ontbreken van onderscheidend vermogen van het teken Tafel voortvloeit uit de louter beschrijvende semantische inhoud ervan. Bovendien benadrukt hij dat het algemeen belang vereist dat deze benaming verder vrij kan blijven worden gebruikt.

44      Luidens artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 wordt inschrijving geweigerd van merken die elk onderscheidend vermogen missen. Volgens vaste rechtspraak van het Hof heeft een merk onderscheidend vermogen in de zin van die bepaling indien hiermee de waar waarvoor de inschrijving is aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming kan worden geïdentificeerd en dus deze waar van die van andere ondernemingen kan worden onderscheiden. Bovendien moet het onderscheidend vermogen van een merk in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 worden beoordeeld ten aanzien van de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, uitgaande van de perceptie ervan door het relevante publiek (zie naar analogie beschikking van 26 april 2012, Deichmann/BHIM, C‑307/11 P, EU:C:2012:254, punten 49 en 50 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

45      In casu kan worden volstaan met op te merken dat de kamer van beroep zich ertoe heeft beperkt te vermelden dat het begrip „Tafel”, als beschrijvende aanduiding waarvan het doelpubliek de betekenis onmiddellijk en zonder te moeten nadenken begrijpt, eveneens onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 miste voor de betrokken diensten.

46      Daarmee heeft de kamer van beroep het ontbreken van onderscheidend vermogen van het in geding zijnde merk afgeleid uit het beschrijvende karakter ervan en heeft zij het onderscheidend vermogen van het teken Tafel dus niet onderzocht aan de hand van de in de toepasselijke rechtspraak neergelegde criteria.

47      Derhalve moet de redenering van de kamer van beroep aangaande het ontbreken van onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 worden afgewezen, aangezien zij is gebaseerd op de hierboven in de punten 31 tot en met 38 geconstateerde vergissing.

48      Uit het voorgaande volgt dat het tweede middel, inzake schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009, eveneens moet worden toegewezen, en dus het beroep in zijn geheel.

49      Mitsdien dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.

 Kosten

50      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd.

51      Aangezien het BHIM in het ongelijk is gesteld, dient het te worden verwezen in zijn eigen kosten en in die van verzoeker, en dient interveniënt te worden gelast zijn eigen kosten te dragen.

HET GERECHT (Zesde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 17 oktober 2013 (zaak R 1074/2012‑4) wordt vernietigd.

2)      Het BHIM zal zijn eigen kosten alsook die van Bundesverband Deutsche Tafel eV dragen.

3)      Tiertafel Deutschland eV zal zijn eigen kosten dragen.

Frimodt Nielsen

Dehousse

Collins

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 18 september 2015.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.