Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 18 februari 2004 ingesteld door Christos Gogos tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-66/04)

Procestaal: Grieks

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 18 februari 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Christos Gogos, wonende te Waterloo (België), vertegenwoordigd door Charisios Tagaras, advocaat.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    de bestreden handelingen nietig te verklaren, namelijk het besluit om hem in te delen in rang A7 nadat hij was geslaagd voor intern vergelijkend onderzoek COM/A/17/96, en het besluit van 24 november 2003 tot afwijzing van zijn tegen die indeling ingediende klacht R/323/03;

─    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In 1997 nam verzoeker, ambtenaar van de Commissie, deel aan een intern vergelijkend onderzoek voor bevordering van rang B naar rang A. Hij zakte voor het mondeling examen. In een door hem ingesteld beroep bij het Gerecht1 werd het besluit waarbij hij werd afgewezen, vernietigd; waarna hij opnieuw kon deelnemen aan een mondeling examen, waarvoor hij opnieuw zakte. Tegen deze tweede afwijzing stelde hij een nieuw beroep in2. Ten gevolge van dat beroep werd overeengekomen dat verzoeker zou deelnemen aan een nieuw (derde) mondeling examen, waarvoor hij slaagde, waarna hij werd opgenomen in de reservelijst. Verzoeker stelde zich kandidaat voor een vacante A-post en werd daarvoor geselecteerd. Op 31 maart 2003 werd hem meegedeeld dat hij bij zijn aanstelling was ingedeeld in de rang A7.

Verzoeker komt op tegen die indeling en stelt dat hij had moeten worden ingedeeld in rang A6. Hij stelt eerst dat de juiste toepassing van artikel 233 EG en van het beginsel van gelijke behandeling, het billijkheidsbeginsel, het beginsel van behoorlijk bestuur en het beginsel van loopbaanontwikkeling vereisen dat hij dezelfde rechten heeft als hij zou hebben gehad indien hij van meet af aan was opgenomen op de reservelijst, zonder dat hij de twee beroepen had hoeven instellen. Verder stelt hij dat zowel het besluit van de Commissie van september 1983 inzake de criteria voor de indeling in rang en salaristrap bij aanstelling, zoals in 1996 gewijzigd ten gevolge van het arrest van het Gerecht in zaak T-17/953 en de administratieve richtlijnen van de Commissie over het zelfde onderwerp vereisen dat hij van meet af aan werd ingedeeld in de rang A6.

____________

1 - T-95/98, PB C 258, blz. 38.

2 - T-97/01, PB C 186, blz. 17.

3 - Arrest van 5 oktober 1995, PB C 315, blz. 14.