Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 6 december 2011 door Carlo De Nicola tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 28 september 2011 in zaak F-13/10, De Nicola / EIB

(Zaak T-618/11 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirerende partij: Carlo De Nicola (Strassen, Luxemburg) (vertegenwoordiger: L. Isola, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Investeringsbank

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

nietig te verklaren:

de maatregel van 23 september 2009, voor zover het beroepscomité rekwirants bezwaar tegen het beoordelingsrapport 2008 heeft afgewezen, alsmede de daarmee verband houdende handelingen;

het volledige beoordelingsrapport over 2008;

alle daarmee verband houdende, daaropvolgende en daaraan ten grondslag liggende handelingen, waaronder de praktische gids van de directie personeelszaken (in eerste aanleg heeft rekwirant zijn vordering beperkt tot het buiten toepassing laten daarvan);

veroordeling van de EIB tot vergoeding van de materiële en immateriële schade, betaling van de gerechtskosten, rente en de schade voortvloeiende uit de geldontwaarding van de erkende schuldvordering;

verwijzing in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Deze hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 28 september 2011 waarbij is verworpen het door rekwirant ingestelde beroep strekkende tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van 23 september 2009 van het beroepscomité van de Europese Investeringsbank, ten tweede, nietigverklaring van zijn beoordelingsrapport 2008, ten derde, nietigverklaring van de bevorderingsbesluiten van 18 maart 2009, ten vierde, nietigverklaring van het besluit houdende weigering van bevordering en, ten vijfde, veroordeling van de Bank tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij zou hebben geleden.

Tot staving van zijn vorderingen voert rekwirant aan:

A)    Vordering tot nietigverklaring

1)    rekwirant levert kritiek op het feit dat het GVA heeft verzuimd om zich uit te spreken over de vordering tot nietigverklaring van het besluit van het beroepscomité, dat in zijn persoonsdossier is opgenomen en schadelijk kan zijn voor zijn toekomstige loopbaan;

2)    daar rekwirant met verschillende middelen twee afzonderlijke besluiten heeft betwist, kon het GVA niet weigeren zich daarover uit te spreken, temeer indien men in overweging neemt dat diezelfde rechter de afgeleide nietigheid (dat wil zeggen van daarmee verband houdende, daaropvolgende en daaraan ten grondslag liggende handelingen, die dus niet autonoom zijn, maar nauw zijn verbonden met handelingen die nietig of niet-werkzaam zijn verklaard) altijd heeft uitgesloten en De Nicola eveneens een kennelijk belang heeft bij een nieuwe uitspraak van het beroepscomité, dat de zaak als eerste beoordeelt en, in tegenstelling tot het Gerecht, zijn eigen oordeel in de plaats van dat van zijn meerderen kan stellen;

3)    wat het beroep tegen het beoordelingsrapport betreft, verwijt rekwirant het GVA dat het om te beginnen ten onrechte ambtshalve heeft geweigerd om rekening te houden met de talrijke gedocumenteerde beledigingen die hij in de loop van het jaar had ondergaan, waardoor de bewijslast is omgekeerd, en geen uitspraak heeft gedaan over nagenoeg al zijn excepties, namelijk dat geen beoordeling van bepaalde werkzaamheden met onjuiste doelstelling heeft plaatsgevonden en geen rekening is gehouden met de uitzonderlijke ondernemende geest, waaruit blijkt dat zijn beoordelaar te kwader trouw was, etc;

4)    hij stelt eveneens dat er sprake is van een onjuiste motivering, dikwijls als gevolg van een verkeerde opvatting van het verzoek, evenals een verzuim om zich uit te spreken over de middelen van onwettigheid van de "praktische gids voor het beoordelingsrapport", bedoeld om "vrienden" en niet de "besten" te kunnen beoordelen en om de controle van het Gerecht te vermijden, waardoor het karakter van de jaarlijkse beoordeling van absoluut in relatief is gewijzigd zonder dat ooit de voorwaarden zijn gepreciseerd voor een prestatie die uitmuntend, zeer goed, conform de verwachtingen of onvoldoende is;

5)    ten slotte stelt rekwirant dat niet is aangegeven welke criteria zijn gebruikt voor de interpretatie van het verzoek dat hij bij het beoordelingscomité heeft ingediend en om uit te sluiten dat hij, door op te komen tegen het feit dat hij niet was bevorderd, niet had willen opkomen tegen de bevorderingen waartoe de EIB had besloten en die waren gedocumenteerd.

B)    Verzoek om schadevergoeding

6)    in het kader van de vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij door de onrechtmatige gedraging van de bank heeft geleden betwist De Nicola nogmaals het ambtshalve aanvoeren van verweermiddelen door het Gerecht voor ambtenarenzaken, dat eerst het beroep heeft beperkt op basis van excepties die de EIB niet had aangevoerd en het vervolgens heeft verworpen op grond dat het deel uitmaakte van een aanhangige zaak waarin de partij afstand van instantie had gedaan, welke grond niet bestaat daar deze niet is aangetoond, niet in het Reglement voor de procesvoering is voorzien en daar hoe dan ook het gestelde gelijksoortige beroep aanhangig was op een ander gerechtelijk niveau;

7)    De Nicola stelt bovendien dat geen uitspraak is gedaan over het verzoek om de in zijn nationale recht voorziene verjaringstermijnen toe te passen, en wel omdat hij een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst heeft en hij, als zwakste contractpartij, recht heeft op toepassing van de meest gunstige regel;

8)    ten slotte betwist hij de veronderstelling waarop het GVA zich heeft gebaseerd, daar hij de onrechtmatige gedraging van zijn werkgever heeft willen betwisten, terwijl de rechter per sé een onrechtmatige handeling wilde vaststellen, en ervan uitging dat op zijn privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst bepalingen van toepassing zijn die uitsluitend bedoeld zijn voor de personeelsleden van de openbare dienst.

____________