Language of document :

Beroep ingesteld op 5 december 2006 - Ballast Nedam Infra/Commissie

(zaak T-362/06)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Ballast Nedam Infra BV (vertegenwoordigd door: A.R. Bosman en J.M.M. van de Hel, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

-    Nietigverklaring van de Beschikking van de Commissie C(2006)4090 def. van 13 september 2006, aan haar kennisgegeven op 25 september 2006, met betrekking tot een procedure op grond van artikel 81 EG (Zaak nr. COMP/38.456 - Bitumen - NL) voor zover deze tegen haar is gericht;

-    subsidiair, nietigverklaring van artikel 2 van de Beschikking, voor zover deze tegen haar is gericht, althans verlaging de haar ingevolge artikel 2 van de Beschikking opgelegde boete;

-    gedeeltelijke nietigverklaring van artikel 1 van de Beschikking, voor zover het de duur van de inbreuk betreft tot oktober 2000 en overeenkomstige verlaging van de in artikel 2 opgelegde boete, voor zover deze tegen haar is gericht;

-    veroordeling van de Commissie in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vecht de beschikking aan van de Commissie van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak nr. COMP/38.456 - Bitumen - NL) waarbij verzoekster een geldboete werd opgelegd wegens inbreuk op artikel 81 EG.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift roept verzoekster in de eerste plaats een schending in van artikel 81 EG en van artikel 23, lid 2, van Verordening 1/2003. Volgens verzoekster heeft de Commissie geen bewijs geleverd dat er sprake is van één enkele en voortgezette inbreuk op artikel 81 EG. Verzoekster beweert dat de Commissie geen bewijs heeft geleverd dat de bitumenleveranciers en de grote wegenbouwers gezamenlijk de brutoprijs voor bitumen hebben vastgesteld en dat de grote wegenbouwers belang hadden bij het maken van deze afspraken. De Commissie zou eveneens ten onrechte de afspraak over de standaardkorting en de wens van de wegenbouwers om betere condities te krijgen dan kleinere wegenbouwers met een geringer afnamevolume als een inbreuk op artikel 81 EG hebben aangemerkt.

Ten tweede roept verzoekster een schending in van artikel 81 EG en van artikel 23, lid 2, van Verordening 1/2003 en de richtsnoeren van de Commissie voor de berekening van geldboeten1. Volgens verzoekster heeft de Commissie de zwaarte van de inbreuk onjuist beoordeeld.

Ten derde roept verzoekster een schending in van artikel 81 EG, doordat de Commissie op juridisch en feitelijk onjuiste gronden heeft aangenomen dat verzoekster een beslissende invloed heeft uitgeoefend op het marktgedrag van Ballast Nedam Grond en Wegen B.V.

Ten slotte roept verzoekster een schending in van artikel 27, lid 1, van Verordening 1/2003 en de rechten van verdediging, doordat de Commissie verzoekster de mogelijkheid heeft ontnomen om een aantal nieuwe elementen in de Beschikking betreffende de betrokkenheid van verzoekster bij de vermeende inbreuk gedurende de periode van 21 juni 1996 tot en met 1 oktober 2000 te weerleggen.

____________

1 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd (PB 1998 C 9, blz. 3)