Language of document : ECLI:EU:C:2014:25

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

23 januari 2014 (*)

„Richtlijn 2001/29/EG – Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij – Begrip ,technische voorzieningen’ – Beschermingsinrichting – Apparaat en beschermde aanvullende producten – Van andere ondernemingen afkomstige vergelijkbare aanvullende inrichtingen, producten of onderdelen – Uitsluiting van elke interoperabiliteit ertussen – Reikwijdte van deze technische voorzieningen – Relevantie”

In zaak C‑355/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunale di Milano (Italië) bij beslissing van 22 december 2011, ingekomen bij het Hof op 26 juli 2012, in de procedure

Nintendo Co. Ltd,

Nintendo of America Inc.,

Nintendo of Europe GmbH

tegen

PC Box Srl,

9Net Srl,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, K. Lenaerts, vicepresident van het Hof, waarnemend rechter van de Vierde kamer, M. Safjan (rapporteur), J. Malenovský en A. Prechal, rechters,

advocaat-generaal: E. Sharpston,

griffier: A. Impellizzeri, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 30 mei 2013,

gelet op de opmerkingen van:

–        Nintendo Co. Ltd, Nintendo of America Inc. en Nintendo of Europe GmbH, vertegenwoordigd door M. Howe, QC, L. Lane, barrister, R. Black, C. Thomas en D. Nickless, solicitors, en G. Mondini en G. Bonelli, avvocati,

–        PC Box Srl, vertegenwoordigd door S. Guerra, C. Benelli en S. Fattorini, avvocati,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna en M. Szpunar als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door E. Montaguti en J. Samnadda als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 september 2013,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 6 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Nintendo Co. Ltd, Nintendo of America Inc. en Nintendo of Europe GmbH (hierna tezamen: „de ondernemingen Nintendo”) enerzijds en PC Box Srl (hierna: „PC Box”) en 9Net Srl (hierna: „9Net”) anderzijds over het in de handel brengen door PC Box van „mod chips” en „game copiers” (hierna: „apparaten van PC Box”) via een door PC Box beheerde en door 9Net gehoste website.

 Toepasselijke bepalingen

 Internationaal recht

3        Artikel 2, lid 1, van de op 9 september 1886 te Bern ondertekende Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971), zoals gewijzigd op 28 september 1979, bepaalt:

„De term ,werken van letterkunde en kunst’ omvat alle voortbrengselen op het gebied van letterkunde, wetenschap en kunst, welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking zij [...].”

 Unierecht

 Richtlijn 2001/29

4        In de punten 9 en 47 tot en met 50 van de considerans van richtlijn 2001/29 heet het:

„(9)      Bij een harmonisatie van het auteursrecht en de naburige rechten moet steeds van een hoog beschermingsniveau worden uitgegaan, omdat die rechten van wezenlijk belang zijn voor scheppend werk. [...]

[...]

(47)      De ontwikkeling van de techniek zal de houders van auteursrechten, naburige rechten of het sui generis recht op gegevensbestanden in staat stellen gebruik te maken van technische voorzieningen ter voorkoming of beperking van handelingen die door hen niet zijn toegestaan. Het gevaar bestaat evenwel dat onwettige activiteiten worden gepleegd om de met dergelijke voorzieningen beoogde technische beveiliging te omzeilen of om omzeiling gemakkelijker te kunnen maken. Ter vermijding van een incoherente juridische aanpak, waardoor de werking van de interne markt zou kunnen worden belemmerd, is het noodzakelijk te voorzien in een geharmoniseerde rechtsbescherming tegen het onwerkzaam maken van doeltreffende technische voorzieningen en tegen de levering van inrichtingen en producten of diensten voor dat doel.

(48)      Een dergelijke rechtsbescherming moet worden geboden ten aanzien van technische voorzieningen die handelingen welke niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, naburige rechten of het sui generis recht op gegevensbestanden effectief beperken, zonder echter het normale functioneren van de elektronische apparatuur en de technische ontwikkeling ervan te verstoren. Een dergelijke rechtsbescherming houdt niet de verplichting in inrichtingen, producten, onderdelen of diensten te ontwerpen die met technische voorzieningen overeenstemmen, voor zover dergelijke inrichtingen, producten, onderdelen of diensten niet onder het verbod van artikel 6 vallen. Een dergelijke rechtsbescherming moet in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en mag niet leiden tot een verbod van inrichtingen of activiteiten die een ander commercieel doel of nut hebben dan het omzeilen van de technische beveiliging. Deze bescherming mag met name het onderzoek op het gebied van de cryptografie niet hinderen.

(49)      De rechtsbescherming van technische voorzieningen laat de nationale bepalingen die privébezit van inrichtingen, producten of onderdelen voor het omzeilen van technische voorzieningen verbieden, onverlet.

(50)      Een dergelijke geharmoniseerde rechtsbescherming laat de specifieke beschermingsbepalingen van richtlijn [2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 111, blz. 16)] onverlet. Zij geldt met name niet ten aanzien van de bescherming van technische voorzieningen in verband met computerprogramma’s, die exclusief in die richtlijn wordt geregeld. De ontwikkeling of het gebruik van middelen voor het omzeilen van een technische voorziening die nodig is om handelingen overeenkomstig artikel 5, lid 3, of artikel 6 van richtlijn [2009/24] mogelijk te maken mag door die rechtsbescherming niet worden gehinderd of belet. De artikelen 5 en 6 van deze richtlijn bepalen bij uitsluiting de beperkingen op de exclusieve rechten op computerprogramma’s.”

5        Artikel 1 van richtlijn 2001/29 luidt:

„1.      Deze richtlijn heeft betrekking op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten in het kader van de interne markt, met bijzondere klemtoon op de informatiemaatschappij.

2.      Behoudens de in artikel 11 bedoelde gevallen, doet deze richtlijn geen afbreuk aan en raakt zij op generlei wijze aan de bestaande bepalingen van de Gemeenschap betreffende:

a)      de rechtsbescherming van computerprogramma’s;

[...]”

6        In artikel 6, leden 1 tot en met 3, van deze richtlijn is bepaald:

„1.      De lidstaten voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus handelt.

2.      De lidstaten zorgen voor een doelmatige rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten, onderdelen of het verrichten van diensten die:

a)      gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om de bescherming te omzeilen, of

b)      slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming, of

c)      in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelijker te maken

van doeltreffende technische voorzieningen.

3.      Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder ,technische voorzieningen’ verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, wettelijk vastgelegde naburige rechten of het sui generis recht bedoeld in hoofdstuk III van richtlijn 96/9/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77, blz. 20)]. Technische voorzieningen worden geacht ,doeltreffend’ te zijn indien het gebruik van een beschermd werk of ander beschermd materiaal wordt gecontroleerd door de rechthebbenden door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.”

 Richtlijn 2009/24

7        Artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24 luidt als volgt:

„Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma’s door de lidstaten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. De term ,computerprogramma’ in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.”

 Italiaans recht

8        Artikel 102 quater van legge n. 633 – Protezione del diritto d’autore e di altri diritti connessi al suo esercizio (wet nr. 633 over de bescherming van het auteursrecht en andere naburige rechten) van 22 april 1941 (GURI nr. 166 van 16 juli 1941), zoals gewijzigd bij decreto legislativo n. 68 – Attuazione della direttiva 2001/29/CE sull’armonizzazione di taluni aspetti del diritto d’autore e dei diritti connessi nella società dell’informazione (wetsbesluit nr. 68 tot omzetting van richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij) van 9 april 2003 (gewoon supplement bij GURI nr. 87 van 14 april 2003), bepaalt:

„1.      Houders van auteursrechten, naburige rechten en het recht bedoeld in artikel 102 bis, lid 3 [betreffende databanken], mogen ten aanzien van beschermde werken of materiaal technische voorzieningen toepassen die technologie, inrichtingen of onderdelen omvatten die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen die niet zijn toegestaan door de rechthebbenden.

2. Technische beschermingsvoorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn indien het gebruik van het beschermde werk of materiaal wordt gecontroleerd door de houders door toepassing van een toegangsinrichting of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het beschermde werk of materiaal of indien dit gebruik wordt beperkt via een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.

3.      Het onderhavige artikel laat de toepassing van de bepalingen inzake computerprogramma’s bedoeld in titel I, hoofdstuk IV, deel VI, onverlet.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

9        De ondernemingen Nintendo, leden van een groep die videogames creëert en produceert, verhandelen twee soorten producten voor deze games: draagbare systemen, „DS”-spelcomputers, en spelsystemen met een vaste console, „Wii”-spelcomputers.

10      De ondernemingen Nintendo hebben technische voorzieningen getroffen, te weten een in de spelcomputers geïnstalleerd herkenningssysteem en de versleutelde code van de fysieke drager waarop de auteursrechtelijk beschermde videogames zijn opgeslagen. Deze voorzieningen voorkomen dat illegale kopieën van videogames worden gebruikt. Games zonder code kunnen op geen van beide soorten door de ondernemingen Nintendo verhandelde apparaten worden opgestart.

11      Uit de verwijzingsbeslissing blijkt tevens dat met deze technische voorzieningen wordt voorkomen dat programma’s, games en in het algemeen multimediaproducten die niet van Nintendo afkomstig zijn, op de spelcomputers worden gebruikt.

12      De ondernemingen Nintendo hebben gewezen op het bestaan van de apparaten van PC Box die, nadat zij op de spelcomputer zijn geïnstalleerd, het beschermingssysteem op de hardware omzeilen en het gebruik van illegale videogames mogelijk maken.

13      Van mening dat met de apparaten van PC Box hoofdzakelijk wordt beoogd de technische beschermingsvoorzieningen van de games van Nintendo te omzeilen en te ontwijken, hebben de ondernemingen Nintendo PC Box en 9Net gedagvaard voor het Tribunale di Milano.

14      PC Box verhandelt de originele spelcomputers van Nintendo samen met extra software bestaande uit bepaalde applicaties van onafhankelijke producenten, „homebrews”, die speciaal zijn gecreëerd om op dergelijke spelcomputers te worden gebruikt en pas kunnen worden gebruikt na de installatie van apparaten van PC Box waarmee de geïnstalleerde inrichting die de technische beschermingsvoorziening vormt, wordt uitgeschakeld.

15      Volgens PC Box beogen de ondernemingen Nintendo in werkelijkheid het gebruik te voorkomen van onafhankelijke software die geen illegale kopie van videogames is, maar mogelijk maakt dat op de spelcomputers MP3-bestanden, films en video’s kunnen worden gelezen, zodat die spelcomputers ten volle kunnen worden benut.

16      Volgens de verwijzende rechter mag de bescherming van videogames niet worden beperkt tot de voor computerprogramma’s vastgestelde bescherming. Hij is immers van oordeel dat, hoewel videogames functioneren op basis van een computerprogramma, het computerprogramma start en voortgaat volgens een door de auteurs van deze games vooraf bepaald narratief traject, zodat een geheel van beelden en geluiden met een zekere conceptuele autonomie wordt getoond.

17      Deze rechter vraagt zich af of het opzetten van technische beschermingsvoorzieningen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn en door Nintendo worden gebruikt, niet verder gaat dan hetgeen in dit verband is bepaald in artikel 6 van richtlijn 2001/29, zoals uitgelegd in het licht van punt 48 van de considerans ervan.

18      Daarop heeft het Tribunale di Milano de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet artikel 6 van richtlijn [2001/29], mede in het licht van punt 48 van de considerans ervan, aldus worden uitgelegd dat de bescherming van technische beschermingsvoorzieningen voor auteursrechtelijk beschermde werken of materiaal zich ook kan uitstrekken tot een systeem dat is vervaardigd en in de handel gebracht door een onderneming die in haar eigen hardware een inrichting heeft opgenomen om na te gaan of een afzonderlijke drager met het beschermde werk (een videospel dat is ontwikkeld door de betrokken onderneming en door derden die houders van de rechten op de beschermde werken zijn) een herkenningscode bevat, bij gebreke waarvan dit werk niet kan worden weergegeven of uitgevoerd op het systeem, zodat interoperabiliteit van het apparaat met apparaten en producten die niet afkomstig zijn van de onderneming die het systeem heeft vervaardigd, is uitgesloten?

2)      Kan artikel 6 van richtlijn [2001/29], mede in het licht van punt 48 van de considerans ervan, aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter, wanneer hij moet beoordelen of het gebruik van een product of component met het doel, een technische beschermingsvoorziening te omzeilen, zwaarder weegt dan andere commercieel relevante doeleinden of gebruikswijzen, criteria moet aanleggen waarbij de bestemming die is toegekend door de rechthebbende aan het product waarin de beschermde inhoud wordt geplaatst, een rol speelt, of, in plaats daarvan of in combinatie daarmee, kwantitatieve criteria ontleend aan het aandeel van deze gebruikswijzen in verhouding tot andere, of kwalitatieve criteria ontleend aan de aard en het gewicht van deze gebruikswijzen?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

19      Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in de eerste plaats in wezen te vernemen of richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „doeltreffende technische voorziening” in de zin van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn technische voorzieningen kan omvatten waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en waarmee ze kunnen worden gebruikt.

20      In de tweede plaats vraagt de verwijzende rechter het Hof in wezen op grond van welke criteria de omvang van de rechtsbescherming tegen de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen in de zin van artikel 6 van richtlijn 2001/29 moet worden beoordeeld. Inzonderheid wenst hij te vernemen of relevant zijn, ten eerste, de specifieke bestemming die de rechthebbende heeft toegekend aan het product dat de beschermde inhoud bevat, zoals de spelcomputers van Nintendo, en, ten tweede, de omvang, de aard en het belang van de gebruikswijzen van de inrichtingen, producten of onderdelen waarmee die doeltreffende technische voorzieningen kunnen worden omzeild, zoals de apparaten van PC Box.

21      Dienaangaande dient om te beginnen te worden opgemerkt dat richtlijn 2001/29, zoals met name blijkt uit artikel 1, lid 1, ervan, betrekking heeft op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten, waarbij voor auteurs sprake is van exclusieve rechten op hun werken. Werken zoals computerprogramma’s worden auteursrechtelijk beschermd wanneer zij oorspronkelijk zijn, dat wil zeggen dat zij een eigen intellectuele schepping van de maker zijn (zie arrest van 16 juli 2009, Infopaq International, C‑5/08, Jurispr. blz. I‑6569, punt 35).

22      Met betrekking tot de delen van een werk dient te worden vastgesteld dat uit geen enkele bepaling van richtlijn 2001/29 blijkt dat deze delen onder een andere regeling vallen dan die welke geldt voor het volledige werk. Bijgevolg worden zij auteursrechtelijk beschermd zodra zij als zodanig de oorspronkelijkheid van het volledige werk in zich dragen (zie arrest Infopaq International, reeds aangehaald, punt 38).

23      Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat richtlijn 2009/24 een lex specialis vormt ten opzichte van richtlijn 2001/29 (zie arrest van 3 juli 2012, UsedSoft, C‑128/11, punt 56). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24 is de bescherming van deze richtlijn immers beperkt tot computerprogramma’s. Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing vormen videogames als die in het hoofdgeding evenwel complex materiaal dat niet alleen een computerprogramma bevat, maar ook grafische en geluidselementen die, hoewel zij in computertaal zijn gecodeerd, een eigen scheppende waarde hebben die niet tot deze codering kan worden beperkt. Voor zover de delen van een videogame, in casu de grafische en geluidselementen, bijdragen aan de oorspronkelijkheid van het werk, worden zij samen met het volledige werk auteursrechtelijk beschermd op grond van de bij richtlijn 2001/29 ingestelde regeling.

24      Opgemerkt moet worden dat artikel 6 van richtlijn 2001/29 de lidstaten ertoe verplicht te voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende „technische voorzieningen”, die in lid 3 ervan worden omschreven als technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, wettelijk vastgelegde naburige rechten of het sui-generisrecht bedoeld in hoofdstuk III van richtlijn 96/9.

25      Aangezien die handelingen, zoals blijkt uit de artikelen 2 tot en met 4 van richtlijn 2001/29, de reproductie, de mededeling van werken aan het publiek en de beschikbaarstelling ervan voor het publiek omvatten, alsook de distributie van het origineel of kopieën van de werken, geldt de rechtsbescherming van artikel 6 van deze richtlijn enkel om de houder te beschermen tegen de handelingen waarvoor zijn toestemming is vereist.

26      Dienaangaande zij in de eerste plaats vastgesteld dat op grond van geen enkele bepaling van deze richtlijn kan worden geoordeeld dat artikel 6, lid 3, ervan geen betrekking heeft op technische voorzieningen als die in het hoofdgeding, die ten dele zijn opgenomen in de fysieke dragers van de games en ten dele in de spelcomputer en die daartussen interactie vereisen.

27      Zoals de advocaat-generaal in punt 43 van haar conclusie heeft opgemerkt, blijkt uit die bepaling immers dat het begrip „doeltreffende technische voorzieningen” ruim is omschreven en dat hieronder ook de toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging valt. Een dergelijke omschrijving is bovendien in overeenstemming met het hoofddoel van richtlijn 2001/29 dat, zoals blijkt uit punt 9 van de considerans ervan, erin bestaat een hoog niveau van bescherming ten behoeve van met name auteurs in te stellen, welke bescherming van wezenlijk belang is voor scheppend werk.

28      In deze omstandigheden dient te worden geoordeeld dat technische voorzieningen als die in het hoofdgeding, die ten dele zijn opgenomen in de fysieke dragers van de games en ten dele in de spelcomputer en die daartussen interactie vereisen, onder het begrip „doeltreffende technische voorzieningen” in de zin van artikel 6, lid 3, van richtlijn 2001/29 vallen indien zij dienen om handelingen die inbreuk maken op de door deze richtlijn beschermde rechten van de houder, te voorkomen of te beperken.

29      In de tweede plaats moet worden onderzocht op grond van welke criteria de omvang van de rechtsbescherming tegen de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen in de zin van artikel 6 van richtlijn 2001/29 moet worden beoordeeld.

30      Zoals de advocaat-generaal in de punten 53 tot en met 63 van haar conclusie heeft opgemerkt, dient bij het onderzoek van deze vraag rekening te worden gehouden met het feit dat de rechtsbescherming tegen handelingen die niet zijn toegestaan door de houder van de auteursrechten volgens artikel 6, lid 2, van richtlijn 2001/29, uitgelegd in het licht van punt 48 van de considerans ervan, in overeenstemming moet zijn met het evenredigheidsbeginsel en niet mag leiden tot een verbod van inrichtingen of activiteiten die een ander commercieel doel of nut hebben dan het gemakkelijker verrichten van dergelijke handelingen waarbij de technische beveiliging wordt omzeild.

31      Die rechtsbescherming wordt dus enkel toegekend voor technische voorzieningen waarmee ten aanzien van werken wordt voorkomen of onmogelijk gemaakt dat de in punt 25 van het onderhavige arrest bedoelde handelingen die niet zijn toegestaan door de houder van een auteursrecht, plaatsvinden. Deze voorzieningen moeten geschikt zijn om dit doel te verwezenlijken en niet verder gaan dan daartoe noodzakelijk is.

32      In deze context moet worden onderzocht of andere voorzieningen of niet op spelcomputers geïnstalleerde voorzieningen mogelijk hadden geleid tot een geringere mate van verstoring of beperking van de activiteiten van derden waarvoor geen toestemming van de houder van de auteursrechten nodig is, en tegelijk de rechten van deze houder op een vergelijkbare manier hadden beschermd.

33      Daartoe is het relevant om met name rekening te houden met de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn.

34      De omvang van de betrokken rechtsbescherming hoeft, zoals de advocaat-generaal in punt 67 van haar conclusie opmerkt, niet te worden beoordeeld aan de hand van het door de houder van de auteursrechten aangegeven specifieke doel van de spelcomputer. Bij de beoordeling moet daarentegen rekening worden gehouden met de in artikel 6, lid 2, van richtlijn 2001/29 vastgestelde criteria met betrekking tot inrichtingen, producten of onderdelen waarmee de bescherming van doeltreffende technische voorzieningen kan worden omzeild.

35      Meer in het bijzonder verplicht die bepaling de lidstaten ertoe te voorzien in een doelmatige rechtsbescherming tegen inrichtingen, producten of onderdelen die bestemd zijn om de bescherming van doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen, die slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming, of die in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelijker te maken.

36      Dienaangaande zal bij de beoordeling van het doel van die inrichtingen, producten of onderdelen het bewijs van het gebruik dat derden daarvan daadwerkelijk maken, in het licht van de omstandigheden van het geval, bijzonder relevant zijn. De verwijzende rechter kan met name onderzoeken hoe vaak de apparaten van PC Box feitelijk worden gebruikt om niet-toegestane kopieën van games van of onder licentie van Nintendo op spelcomputers van Nintendo te kunnen gebruiken, en hoe vaak deze apparaten worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op het auteursrecht op de games van of onder licentie van Nintendo.

37      Gelet op een en ander moet op de vragen worden geantwoord dat richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „doeltreffende technische voorziening” in de zin van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn technische voorzieningen kan omvatten waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en waarmee ze kunnen worden gebruikt.

38      Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of andere voorzieningen of niet op spelcomputers geïnstalleerde voorzieningen mogelijk leiden tot een geringere mate van verstoring of beperking van de activiteiten van derden, en tegelijk de rechten van de houder op een vergelijkbare manier beschermen. Daartoe is het relevant om met name rekening te houden met de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn. Het staat tevens aan de verwijzende rechter om het doel te beoordelen van de inrichtingen, producten of onderdelen waarmee die technische voorzieningen kunnen worden omzeild. Dienaangaande zal het bewijs van het gebruik dat derden daarvan daadwerkelijk maken, in het licht van de omstandigheden van het geval, bijzonder relevant zijn. De nationale rechter kan met name onderzoeken hoe vaak deze inrichtingen, producten of onderdelen feitelijk worden gebruikt in strijd met het auteursrecht en hoe vaak zij worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op dit recht.

 Kosten

39      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „doeltreffende technische voorziening” in de zin van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn technische voorzieningen kan omvatten waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en waarmee ze kunnen worden gebruikt.

Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of andere voorzieningen of niet op spelcomputers geïnstalleerde voorzieningen mogelijk leiden tot een geringere mate van verstoring of beperking van de activiteiten van derden, en tegelijk de rechten van de houder op een vergelijkbare manier beschermen. Daartoe is het relevant om met name rekening te houden met de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn. Het staat tevens aan de verwijzende rechter om het doel te beoordelen van de inrichtingen, producten of onderdelen waarmee die technische voorzieningen kunnen worden omzeild. Dienaangaande zal het bewijs van het gebruik dat derden daarvan daadwerkelijk maken, in het licht van de omstandigheden van het geval, bijzonder relevant zijn. De nationale rechter kan met name onderzoeken hoe vaak deze inrichtingen, producten of onderdelen feitelijk worden gebruikt in strijd met het auteursrecht en hoe vaak zij worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op dit recht.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.