Language of document :

Beroep ingesteld op 18 augustus 2009 - Commissie / Irish Electricity Generating

(Zaak T-323/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: A.-M. Rouchaud-Joët, F. Mirza, gemachtigden)

Verwerende partij: Irish Electricity Generating Co. Ltd (Waterford, Ierland)

Conclusies

verweerster bevelen aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen het verschuldigde bedrag van 237 384,31 EUR te betalen, zijnde de hoofdsom van 180 664,70 EUR, verhoogd met moratoire interesten berekend op basis van de rentevoet van de Europese Centrale Bank van +3.50 % (5.56 %), zijnde 56 719,61 EUR voor het tijdvak van 25 augustus 2003 tot en met 15 april 2009;

verweerster bevelen 27,52 EUR per dag te betalen uit hoofde van interesten vanaf 16 april 2009 tot en met de dag waarop de schuld volledig is betaald, en

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Krachtens het Vierde communautaire kaderprogramma op het gebied van onderzoek heeft de Raad beschikking 94/806/EG van 23 november 19941 houdende aanneming van een specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie, op het gebied van niet-nucleaire energie vastgesteld. Artikel 5 van de beschikking belastte de Commissie met de opstelling van een werkprogramma overeenkomstig de doelstellingen en de inhoud van bijlage I bij de beschikking, en met het opstellen van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor projecten op basis van het werkprogramma.

Na een aanbestedingsprocedure werd op 2 maart 1998 het contract nr. WE/178/97/IEGB (hierna: "het contract") voor de bouw van twee windturbines aan verweerster gegund. Op basis van de totale geschatte voor steun in aanmerking komende kosten van 1 531 697 ECU stemde de Commissie overeenkomstig de voorwaarden van het contract in met financiële steun van 40 % van de goedgekeurde voor steun in aanmerking komende kosten van het project tot een maximumbedrag van 612 679 ECU.

Verzoekster stelt echter dat verweerster het contract niet heeft uitgevoerd ondanks het feit dat verzoekster haar tussen 6 april 1998 en 30 april 2001 het bedrag van 225 083,79 EUR had vooruitbetaald. Verder beweert verzoekster dat verweerster niet had gereageerd ondanks het feit dat verzoekster de krachtens het contract en de regels voor de gemeenschapsbegroting vereiste procedurele handelingen2 had verricht ter bepaling van het bedrag van de schuld en ter kennisgeving ervan aan verweerster. Bijgevolg heeft de Commissie het contract bij brief van 13 december 2002 ingevolge artikel 5.3 sub a, i van bijlage II bij het contract opgezegd.

Dienovereenkomstig heeft de Commissie krachtens artikel 238 EG de onderhavige vordering ingesteld tot terugbetaling van het beweerdelijk te veel betaalde bedrag van 180 664,70 EUR, te verhogen met de rente van 5,56 % vanaf de datum waarop de schuld opeisbaar werd, namelijk 24 augustus 2003.

____________

1 - Beschikking 94/806/EG van de Raad van 23 november 1994 houdende aanneming van een specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie, op het gebied van niet-nucleaire energie (1994-1998) (PB L 334 van 22.12.1994, blz. 87)

2 - Artikel 71 van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB 2002, L 248, blz. 1) en artikel 78 van de verordening tot tenuitvoerlegging ervan, verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB 2002, L 357, blz. 1).