Language of document : ECLI:EU:C:2005:626

Zaak C‑6/04

Commissie van de Europese Gemeenschappen

tegen

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

„Niet-nakoming – Richtlijn 92/43/EEG – Instandhouding van natuurlijke habitats – Wilde flora en fauna”

Samenvatting van het arrest

1.        Milieu – Instandhouding van natuurlijke habitats en van wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43 – Implementatie zonder optreden van wetgever – Grenzen – Beheer van gemeenschappelijk patrimonium – Noodzaak van nauwkeurige implementatie door lidstaten

(Art. 249, derde alinea, EG; richtlijn 92/43 van de Raad, art. 11, 12, lid 4, en 14, lid 2)

2.        Milieu – Instandhouding van natuurlijke habitats en van wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43 – Specialebeschermingszones – Verplichting ervoor te zorgen dat kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten niet verslechtert – Omvang

(Richtlijn 92/43 van de Raad, art. 6, lid 2)

3.        Milieu – Instandhouding van natuurlijke habitats en van wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43 – Specialebeschermingszones – Verplichtingen van lidstaten – Beoordeling van gevolgen van project voor gebied – Ontstaan van verplichting om beoordeling te verrichten

(Richtlijn 92/43 van de Raad, art. 6, lid 3)

4.        Milieu – Instandhouding van natuurlijke habitats en van wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43 – Bescherming van soorten – Afwijkingen – Strikte uitlegging – Afwijkingen die onverenigbaar zijn met richtlijn – Schending van zowel maatregelen ter bescherming van soorten bedoeld in artikelen 12 en 13 daarvan als afwijkingen bedoeld in artikel 16

(Richtlijn 92/43 van de Raad, art. 12, 13 en 16)

1.        De omzetting in nationaal recht van een richtlijn vereist niet noodzakelijkerwijze dat de inhoud ervan formeel en letterlijk wordt overgenomen in een uitdrukkelijke en specifieke wettelijke bepaling. Afhankelijk van de inhoud ervan kan een algemene juridische context volstaan, wanneer deze daadwerkelijk de volledige toepassing van de richtlijn op voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze verzekert. In dit verband moet in elk concreet geval de aard worden vastgesteld van de in de richtlijn opgenomen bepaling waarop het beroep wegens niet-nakoming betrekking heeft, om vast te stellen hoe ver de omzettingsplicht van de lidstaten gaat.

De nauwkeurigheid van de omzetting is echter van bijzonder belang wanneer het beheer van het gemeenschappelijk erfgoed aan de lidstaten voor hun respectieve grondgebied is toevertrouwd. Daaruit volgt dat de lidstaten in het kader van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, die ingewikkelde en technische regels vaststelt op het gebied van het milieurecht, er in het bijzonder op moeten toezien dat hun wetgeving ter omzetting van de richtlijn duidelijk en nauwkeurig is, ook wat de essentiële verplichtingen van toezicht en controle betreft, zoals die welke de nationale autoriteiten worden opgelegd door de artikelen 11, 12, lid 4, en 14, lid 2, van de richtlijn.

(cf. punten 21‑22, 25‑26)

2.        Voor de uitvoering van artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, dat de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in specialebeschermingszones niet verslechtert, kan het noodzakelijk zijn zowel maatregelen te nemen om externe, door de mens veroorzaakte aantastingen en verstoringen te vermijden, als maatregelen om natuurlijke ontwikkelingen af te remmen die de staat van instandhouding van de soorten en natuurlijke habitats in die zones kunnen verslechteren.

(cf. punten 33‑34)

3.        Artikel 6, lid 3, van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna stelt voor het vereiste van een passende beoordeling van de gevolgen van een plan of project dat niet rechtstreeks verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied in een specialebeschermingszone als voorwaarde dat de waarschijnlijkheid of het risico bestaat dat dit plan of project significante gevolgen heeft voor het gebied. In het bijzonder gelet op het voorzorgsbeginsel, bestaat dit risico wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het plan of project significante gevolgen heeft voor het gebied.

(cf. punt 54)

4.        Artikel 16 van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, dat nauwkeurig de voorwaarden omschrijft waaronder de lidstaten mogen afwijken van de bepalingen inzake de bescherming van soorten in de artikelen 12 tot en met 15, sub a en b, daarvan, moet restrictief worden uitgelegd. Bovendien vormen de artikelen 12, 13 en 16 van deze richtlijn een coherent geheel van normen die strekken tot bescherming van de populaties van de betrokken soorten, zodat elke afwijking die onverenigbaar is met de richtlijn, zowel de verbodsbepalingen van de artikelen 12 of 13 daarvan schendt, als de regel dat afwijkingen kunnen worden toegestaan overeenkomstig artikel 16 van de richtlijn.

(cf. punten 111‑112)