Language of document : ECLI:EU:C:2024:160

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

22 februari 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Voedselveiligheid – Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong – Verordening (EG) nr. 853/2004 – Artikel 3, lid 2 – Stof ter verwijdering van de verontreiniging op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong – Begrip – Verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes – Stof ter voorkoming van de verontreiniging van de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong die buiten slachthuizen wordt gebruikt in de laatste fasen van het productieproces – In de handel brengen – Voorafgaande goedkeuring door de Europese Commissie”

In zaak C‑745/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Symvoulio tis Epikrateias (hoogste bestuursrechter, Griekenland) bij beslissing van 8 november 2022, ingekomen bij het Hof op 2 december 2022, in de procedure

Micreos Food Safety BV

tegen

Eniaios Foreas Elenchou Trofimon (EFET),

wijst

HET HOF (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: F. Biltgen, kamerpresident, N. Wahl en M. L. Arastey Sahún (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: T. Ćapeta,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Micreos Food Safety BV, vertegenwoordigd door S. Pappas, avocat,

–        Eniaios Foreas Elenchou Trofimon (EFET), vertegenwoordigd door E. Strataki, dikigoros,

–        de Griekse regering, vertegenwoordigd door E. Leftheriotou en A.‑E. Vasilopoulou als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Konstantinidis, B. Rechena en M. Zerwes als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 2, van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB 2004, L 139, blz. 55, met rectificatie in PB 2004, L 226, blz. 22), zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2019/1243 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 (PB 2019, L 198, blz. 241) (hierna: „verordening nr. 853/2004”), alsmede van artikel 3, lid 2, onder a) en b), van verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB 2008, L 354, blz. 16).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Micreos Food Safety BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, en anderzijds Eniaios Foreas Elenchou Trofimon (EFET) (centrale autoriteit voor levensmiddelencontrole, Griekenland) over de weigering van deze autoriteit om een vergunning te verlenen voor het in de handel brengen in Griekenland van Listex™ P100, een product dat wordt gebruikt om via verstuiving de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes te voorkomen in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong, zoals visserijproducten, zuivelproducten en vleesproducten.

 Toepasselijke bepalingen

 Verordening nr. 178/2002

3        Artikel 3 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB 2002, L 31, blz. 1) bepaalt in de punten 3 en 14 het volgende:

„In deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

3.      ‚exploitant van een levensmiddelenbedrijf’: natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft;

[...]

14.      ‚gevaar’: biologisch, chemisch of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid”.

 Verordening nr. 852/2004

4        Artikel 2, lid 1, van verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB 2004, L 139, blz. 1, met rectificatie in PB 2004, L 226, blz. 3) bepaalt onder c) en f) het volgende:

„Voor de uitvoering van deze verordening gelden de volgende definities:

[...]

c)       ‚inrichting’: elke eenheid van een levensmiddelenbedrijf;

[...]

f)       ‚verontreiniging’: de aanwezigheid of de introductie van een gevaar”.

 Verordening nr. 853/2004

5        De overwegingen 6, 9, 10 en 18 van verordening nr. 853/2004 luiden:

„(6)      Het is wenselijk de regelgeving verder te vereenvoudigen door waar mogelijk op alle producten van dierlijke oorsprong dezelfde regels toe te passen.

[...]

(9)      De herziening heeft hoofdzakelijk ten doel om, met betrekking tot voedselveiligheid, een hoog niveau van bescherming van de consument te garanderen, met name door alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de gehele [Europese] Gemeenschap aan dezelfde regels te onderwerpen, en de goede werking van de interne markt met betrekking tot producten van dierlijke oorsprong te waarborgen, en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

(10)      Er dienen uitvoerige hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong te worden gehandhaafd en deze moeten eventueel worden aangescherpt, voor zover dat nodig is voor de bescherming van de consument.

[...]

(18)      Het is dienstig dat de structurele en hygiënevoorschriften van deze verordening van toepassing zijn op alle soorten inrichtingen, inclusief kleine bedrijven en mobiele slachthuizen.”

6        Artikel 1 van die verordening, met als opschrift „Werkingssfeer”, bepaalt in lid 1:

„In deze verordening worden voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke hygiënevoorschriften op het gebied van levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgesteld. Deze voorschriften zijn een aanvulling op verordening (EG) nr. 852/2004. Zij hebben betrekking op onverwerkte en verwerkte producten van dierlijke oorsprong.”

7        In artikel 2 van verordening nr. 853/2004, getiteld „Definities”, staat te lezen:

„Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)      de definities in verordening (EG) nr. 178/2002;

2)      de definities in verordening (EG) nr. 852/2004;

[...]”

8        Artikel 3 van verordening (EG) nr. 853/2004 heeft als opschrift „Algemene verplichtingen” en bepaalt in lid 2:

„Exploitanten van levensmiddelenbedrijven gebruiken geen andere stoffen dan drinkwater of, indien verordening (EG) nr. 852/2004 of de onderhavige verordening het gebruik daarvan toestaat, schoon water om de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te reinigen, tenzij het gebruik van de betrokken stof door de [Europese] Commissie is goedgekeurd. Daartoe is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 11 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening. [...]”

9        In punt 8.1 van bijlage I bij verordening nr. 853/2004 staat te lezen:

„Producten van dierlijke oorsprong:

–        levensmiddelen van dierlijke oorsprong, inclusief honing en bloed;

–        levendige tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen bestemd voor menselijke consumptie;

en

–        andere dieren bestemd om bereid te worden teneinde levend aan de eindverbruiker te worden geleverd.”

 Verordening nr. 1333/2008

10      Artikel 1, eerste alinea, van verordening nr. 1333/2008 luidt:

„Deze verordening stelt voorschriften voor in levensmiddelen gebruikte levensmiddelenadditieven vast om de doeltreffende werking van de interne markt, maar ook een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en een hoog niveau van de consumentenbescherming te waarborgen, inclusief de bescherming van de consumentbelangen en eerlijke praktijken in de levensmiddelenhandel, in voorkomend geval rekening houdend met de bescherming van het milieu.”

11      Artikel 2 van deze verordening bepaalt:

„1.      Deze verordening is van toepassing op levensmiddelenadditieven.

2.      Deze verordening is niet van toepassing op de volgende stoffen, tenzij deze als levensmiddelenadditieven worden gebruikt:

a)      technische hulpstoffen;

[...]”

12      In artikel 3, lid 2, van verordening nr. 1333/2008 staat te lezen:

„Voorts gelden voor de toepassing van deze verordening de volgende definities:

a)      ,levensmiddelenadditief’: elke stof, met of zonder voedingswaarde, die op zichzelf gewoonlijk niet als voedsel wordt geconsumeerd en gewoonlijk niet als kenmerkend voedselingrediënt wordt gebruikt, en die voor technologische doeleinden bij het vervaardigen, verwerken, bereiden, behandelen, verpakken, vervoeren of opslaan van levensmiddelen bewust aan deze levensmiddelen wordt toegevoegd, met als gevolg of redelijkerwijs te verwachten gevolg dat de stof zelf of bijproducten ervan, direct of indirect, een bestanddeel van die levensmiddelen worden;

[...]

b)      ‚technische hulpstof’: elke stof die:

i)      op zichzelf niet als levensmiddel wordt geconsumeerd;

ii)      bij de verwerking van grondstoffen, levensmiddelen of voedselingrediënten bewust wordt gebruikt om tijdens de bewerking of verwerking aan een bepaald technologisch doel te beantwoorden; en tevens

iii)      kan leiden tot de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stof of bijproducten ervan in het eindproduct, mits deze residuen geen gevaar voor de gezondheid vormen en geen technologisch effect op het eindproduct hebben;

[...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

13      Micreos Food Safety vervaardigt producten op basis van fagen, waaronder Listex™ P100.

14      In de loop van 2015 heeft Micreos Food Safety de Commissie na meerdere informele contacten die vanaf 2007 hebben plaatsgevonden, verzocht om Listex™ P100 overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 goed te keuren als ontsmettingsmiddel voor kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

15      De Commissie heeft op basis van een wetenschappelijk advies dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 7 juli 2016 heeft uitgebracht, een ontwerp van een verordening tot verlening van een goedkeuring voor het gebruik van Listex™ P100 opgesteld en deze voorgelegd aan haar Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Aangezien deze ontwerpverordening binnen dit comité niet de nodige steun heeft gekregen, heeft de Commissie Micreos Food Safety, informeel in oktober 2017 en formeel bij brief van 19 februari 2018 ter kennis gebracht dat zij voornemens was om de goedkeuringsprocedure niet langer voort te zetten bij gebreke van de nodige politieke steun.

16      Bij brief van 26 februari 2018 heeft Micreos Food Safety bij de Commissie aangevoerd dat Listex™ P100 geen „ontsmettingsmiddel” in de zin van verordening nr. 853/2004 is, maar wel een „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008, en dat deze stof dus niet binnen de werkingssfeer van verordening nr. 853/2004 valt.

17      Bij brief van 9 april 2018 heeft de Commissie haar besluit om de procedure voor de goedkeuring van Listex™ P100 niet voort te zetten, herhaald.

18      Op 15 oktober 2018 heeft Micreos Food Safety de Commissie verzocht om deze goedkeuringsprocedure voort te zetten en naar aanleiding van het besluit van de Commissie om die procedure niet voort te zetten klacht ingediend bij de Europese Ombudsman. Die klacht is bij besluit van 4 maart 2019 afgewezen.

19      Bij brieven van 25 april en 9 mei 2019 heeft Micreos Food Safety de Commissie opnieuw verzocht om de kwalificatie van Listex™ P100 als „technische hulpstof die geen ontsmettingsmiddel is” te onderzoeken.

20      Bij twee brieven van 17 juni 2019 (hierna: „twee brieven van 17 juni 2019”), die gericht waren aan respectievelijk Micreos Food Safety en de Public Advice International Foundation, die deze onderneming vertegenwoordigde, heeft de Commissie om te beginnen herinnerd aan haar voornemen om de procedure voor de goedkeuring van Listex™ P100 op grond van verordening nr. 853/2004 niet voort te zetten. Daarnaast heeft zij verklaard dat zelfs indien Listex™ P100 een „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008 was, dit product niettemin binnen de werkingssfeer van verordening nr. 853/2004 zou blijven vallen, aangezien het voor ontsmetting wordt gebruikt. Daarbij komt dat geen goedkeuring krachtens artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 is afgegeven voor Listex™ P100.

21      Op 16 augustus 2019 heeft Micreos Food Safety bij het Gerecht van de Europese Unie beroep ingesteld tot nietigverklaring van de in de twee brieven van 17 juni 2019 vervatte besluiten, alsmede een verzoek in kort geding ingesteld dat strekte tot opschorting van de tenuitvoerlegging van deze besluiten. Het ging ten eerste om de afwijzing van het verzoek om Listex™ P100 overeenkomstig verordening nr. 853/2004 goed te keuren als ontsmettingsmiddel, ten tweede om de afwijzing van het subsidiaire verzoek tot kwalificatie van dit product als „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008 en ten derde het verbod om Listex™ P100 in de Europese Unie in de handel te brengen als „technische hulpstof”.

22      Bij beschikking van 26 september 2019, Micreos Food Safety/Commissie (T‑568/19 R, EU:T:2019:694), heeft de president van het Gerecht het door Micreos Food Safety ingediende verzoek in kort geding afgewezen op grond dat de twee brieven van 17 juni 2019 geen besluit houdende een verbod op het in de handel brengen van Listex™ P100 bevatten. Daarnaast was deze vennootschap volgens de president van het Gerecht om die reden nog niet verstoken van rechterlijke bescherming, aangezien zij in eerste instantie tegen de overeenkomstige handelingen op nationaal niveau kon opkomen bij de bevoegde rechterlijke instanties opdat in tweede instantie een verzoek om een prejudiciële beslissing bij het Hof kon worden ingediend.

23      Op 8 november 2019 heeft de Commissie de hoofden van de veterinaire diensten van de lidstaten een document doen toekomen waarin zij stelde dat Listex™ P100 binnen de werkingssfeer van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 viel omdat dit product ertoe strekt de verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te beperken. Niettegenstaande de eventuele kwalificatie als „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008, moest dit product volgens haar bijgevolg nog steeds worden goedgekeurd op grond van verordening nr. 853/2004. Bovendien heeft de Commissie in herinnering gebracht dat geen enkele goedkeuring voor Listex™ P100 was verleend op grond van artikel 3, lid 2, van laatstgenoemde verordening en dat het Unierecht de lidstaten geen enkele beoordelingsmarge laat om dat product goed te keuren als „technische hulpstof”.

24      Op 27 april 2020 heeft Micreos Food Safety bij de staatssecretaris van Volksgezondheid (Griekenland) een vergunning voor het in de handel brengen in Griekenland van Listex™ P100 als „technische hulpstof” voor kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong aangevraagd. Dit verzoek is daarop doorgestuurd naar het ministerie van Landbouwontwikkeling en Voedselvoorziening (Griekenland) en vervolgens naar de bevoegde autoriteit op nationaal niveau, te weten EFET.

25      Bij besluit van 24 juni 2020 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van EFET dat verzoek afgewezen omdat in het Griekse recht geen nauwkeurig juridisch kader inzake technische hulpstoffen bestaat, alsmede omdat EFSA in haar wetenschappelijk advies van 7 juli 2016 voorbehoud had gemaakt bij de kwalificatie en de veiligheid van Listex™ P100.

26      Op 28 september 2020 heeft Micreos Food Safety bij de Symvoulio tis Epikrateias (hoogste bestuursrechter, Griekenland) – de verwijzende rechter – beroep ingesteld tot nietigverklaring van dat besluit van 24 juni 2020.

27      Ter ondersteuning van haar beroep voert Micreos Food Safety aan dat ten eerste artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 enkel betrekking heeft op de ontsmetting van levensmiddelen van dierlijke oorsprong die wordt verricht in slachthuizen, dat ten tweede Listex™ P100 eveneens is bestemd voor gebruik buiten slachthuizen in de laatste fasen van het productieproces, namelijk nadat de levensmiddelen een warmtebehandeling hebben ondergaan wanneer zij reeds zijn ontsmet en klaar zijn om te worden versneden en verpakt, en dat ten derde Listex™ P100 niet tot doel heeft een verontreiniging te verwijderen, maar om verontreiniging te voorkomen ingeval de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes de toegestane drempels zou overschrijden.

28      Bij beschikking van 18 december 2020, Micreos Food Safety/Commissie (T‑568/19, EU:T:2020:647), heeft het Gerecht het beroep van Micreos Food Safety tot nietigverklaring van de twee brieven van 17 juni 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat zij ten eerste niet kunnen worden aangemerkt als „handelingen waartegen kan worden opgekomen” in de zin van artikel 263 VWEU, en ten tweede geen bindende rechtsgevolgen beogen teweeg te brengen, ook al bevatten zij juridische beoordelingen. Voorts heeft het Gerecht opnieuw bevestigd dat Micreos Food Safety om die reden nog niet verstoken was van rechterlijke bescherming, aangezien zij tegen de door de nationale autoriteiten vastgestelde handelingen beroepen kon instellen bij de nationale rechterlijke instanties, waardoor deze de mogelijkheid zouden hebben om het Hof overeenkomstig artikel 267 VWEU prejudiciële vragen te stellen.

29      In een document van 7 februari 2022 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van EFET de verwijzende rechter laten weten dat ten eerste Listex™ P100 moet worden aangemerkt als een stof waarvoor een goedkeuring als „ontsmettingsmiddel” in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 vereist is, aangezien dit product tot doel heeft de verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te beperken, dat ten tweede dat product zonder goedkeuring op het niveau van de Unie niet in de handel kan worden gebracht als „ontsmettingsmiddel” overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004, en dat ten derde datzelfde product binnen de werkingssfeer van verordening nr. 853/2004 blijft vallen, ook al zou het op grond van verordening nr. 1333/2008 als „technische hulpstof” worden aangemerkt. In het document van 7 februari 2022 worden tevens de redenen opgesomd waarom Listex™ P100 niet kan worden aangemerkt als „technische hulpstof” met een ander doel dan ontsmetting, met name omdat de nodige bewijzen ontbreken en er twijfels bestaan over de doeltreffendheid en de veiligheid van dit product.

30      De verwijzende rechter is van oordeel dat het beroep van Micreos Food Safety moet worden verworpen omdat ten eerste de door de Uniewetgever nagestreefde doelstellingen er volgens overweging 9 van verordening nr. 853/2004 in bestaan de betrokken consument een hoog niveau van bescherming op het gebied van de voedselveiligheid te waarborgen, en ten tweede artikel 3, lid 2, van deze verordening – zoals blijkt uit overweging 18 van die verordening – van toepassing is op de ontsmetting van producten van dierlijke oorsprong in alle soorten inrichtingen en dus ook buiten slachthuizen en ongeacht de fase van het productieproces. Voorts is het argument van Micreos Food Safety dat Listex™ P100 dient om verontreiniging te voorkomen, irrelevant omdat het voorkomen van verontreiniging ook een verwijdering van de verontreiniging op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 vormt.

31      Niettemin heeft de Symvoulio tis Epikrateias de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet [verordening nr. 853/2004] aldus worden uitgelegd dat ook een product als Listex™ P100 van [Micreos Food Safety], dat de in het [wetenschappelijke] advies van [EFSA] van 7 juli 2016 beschreven kenmerken heeft en dat bovendien volgens [Micreos Food Safety] buiten slachthuizen wordt gebruikt in de laatste fasen van het productieproces en niet tot doel heeft de verontreiniging op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te verwijderen maar deze verontreiniging te voorkomen, binnen de werkingssfeer van artikel 3, lid 2, van deze verordening valt, en moet die verordening bijgevolg aldus worden uitgelegd dat het in de handel brengen ervan op de markt van de Unie vooraf door de Commissie moet worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 11 bis van diezelfde verordening?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

2)      Moet verordening nr. 1333/2008 aldus worden uitgelegd dat het bovengenoemde product van [Micreos Food Safety] een ‚levensmiddelenadditief’ of een ‚technische hulpstof’ is [in de zin van respectievelijk punt a) en punt b) van artikel 3, lid 2, van die verordening]?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste prejudiciële vraag

32      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 aldus moet worden uitgelegd dat de Commissie haar goedkeuring moet geven voor het gebruik van een product zoals Listex™ P100, dat tot doel heeft de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te voorkomen.

33      In dat verband zij eraan herinnerd dat artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 bepaalt dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven geen andere stoffen dan drinkwater of, indien verordening nr. 852/2004 of verordening nr. 853/2004 het gebruik daarvan toestaat, schoon water mogen gebruiken om de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te reinigen, tenzij het gebruik van de stof in kwestie is goedgekeurd door de Commissie.

34      Wat in de eerste plaats de activiteiten en personen betreft die bedoeld zijn in artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004, dat deel uitmaakt van hoofdstuk II („Verplichtingen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven”) van die verordening, moet worden geconstateerd dat het artikel in kwestie op algemene wijze betrekking heeft op „exploitanten van levensmiddelenbedrijven”.

35      Op grond van artikel 2 van verordening nr. 853/2004 gelden de in verordening nr. 178/2002 en verordening nr. 852/2004 vermelde definities ook voor de toepassing van verordening nr. 853/2004. In artikel 3, punt 3, van verordening nr. 178/2002 wordt een „exploitant van een levensmiddelenbedrijf” omschreven als de „natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft”.

36      Bovendien blijkt uit overweging 18 van verordening nr. 853/2004 dat de structurele en hygiënevoorschriften van deze verordening van toepassing zijn op alle soorten inrichtingen, daaronder begrepen kleine bedrijven en mobiele slachthuizen. In artikel 2, lid 1, onder c), van verordening nr. 852/2004 wordt in dit verband gepreciseerd dat onder „inrichting” „elke eenheid van een levensmiddelenbedrijf” moet worden verstaan.

37      Hieruit volgt dat artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 niet aldus kan worden uitgelegd dat het uitsluitend geldt voor slachthuizen, aangezien de Uniewetgever het begrip „exploitanten van levensmiddelenbedrijven” ruim heeft gedefinieerd.

38      In de tweede plaats vindt deze uitlegging steun in de bewoordingen van de definitie van het begrip „producten van dierlijke oorsprong” in punt 8.1 van bijlage I bij verordening nr. 853/2004. Deze definitie heeft met name betrekking op producten die buiten slachthuizen aanwezig zijn, te weten „levensmiddelen van dierlijke oorsprong, inclusief honing en bloed”. Ook uit de bewoordingen van artikel 3, lid 2, van deze verordening kan dus niet worden afgeleid dat de werkingssfeer van deze bepaling beperkt is tot karkassen als producten die afkomstig zijn uit slachthuizen. Een dergelijke beperking zou bovendien ingaan tegen de in overweging 6 van die verordening genoemde doelstelling, die een verdere vereenvoudiging beoogt door in voorkomend geval dezelfde hygiënevoorschriften toe te passen op alle producten van dierlijke oorsprong.

39      Wat in de derde plaats de definitie van het begrip „reinigen” in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 betreft, zij eraan herinnerd dat deze bepaling de voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist voor het gebruik van elke andere stof dan water voor het reinigen – dat wil zeggen de verwijdering van de „verontreiniging” – op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong.

40      De verwijzende rechter twijfelt aan de gegrondheid van de stelling van Micreos Food Safety dat Listex™ P100 niet bestemd is om een verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes te verwijderen, maar om een dergelijke verontreiniging te voorkomen en te beletten dat levensmiddelen tijdens de opslag ervan en totdat zij worden geconsumeerd, de microbiologische verontreinigingsdrempels overschrijden die zijn toegestaan bij verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB 2005, L 338, blz. 1).

41      In dit verband moet worden vastgesteld dat de term „verontreiniging” in artikel 2, lid 1, onder f), van verordening nr. 852/2004 wordt gedefinieerd als „de aanwezigheid of de introductie van een gevaar”. Het begrip „gevaar” wordt in artikel 3, punt 14, van verordening nr. 178/2002 gedefinieerd als een „biologisch, chemisch of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid”.

42      Hieruit volgt dat de Uniewetgever kennelijk een hoog niveau van voedselveiligheid heeft willen bevorderen door ook te kiezen voor een ruime definitie van het begrip „reinigen” (verwijdering van de „verontreiniging”) in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 (zie in die zin arrest van 12 september 2019, A e.a., C‑347/17, EU:C:2019:720, punt 40).

43      Uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt dat de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes alomtegenwoordig is in de natuur en dat Listex™ P100 de aanwezigheid van deze bacterie vereist om een ontsmettend effect te kunnen hebben. Derhalve is het duidelijk dat de haalbare doelstelling waarop Micreos Food Safety zich beroept – te weten het voorkomen dat die bacterie hogere concentraties ontwikkelt die op grond van verordening nr. 2073/2005 toelaatbaar zijn, in casu een verwijdering van een verontreiniging („reinigen”) uitmaakt. Uit de in het vorige punt van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte ruime definitie van het begrip „reinigen” (verwijdering van de „verontreiniging”) kan immers niet worden afgeleid dat het potentieel schadelijke effect van de aanwezigheid van Listeria monocytogenes afhangt van het antwoord op de vraag of de krachtens verordening nr. 2073/2005 toegestane niveaus van deze bacterie al dan niet worden overschreden.

44      Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen stelt, strekt het begrip „reinigen” (verwijdering van de „verontreiniging”) in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 zich bovendien uit tot het wegnemen van het risico op introductie van een gevaar – in welk stadium ook van het proces van de productie, verwerking en verpakking van levensmiddelen van dierlijke oorsprong – dat verband houdt met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes, omdat het tijdstip waarop een dergelijke verontreiniging moet worden verwijderd, niet wordt gedefinieerd en niet nader wordt omschreven in die bepaling.

45      Deze uitlegging vindt steun in de doelstelling die wordt nagestreefd met verordening nr. 853/2004, die er blijkens overweging 9 van deze verordening in bestaat de betrokken consument een hoog niveau van bescherming op het gebied van de voedselveiligheid te garanderen. Bovendien komt uit overweging 10 van die verordening duidelijk naar voren dat de Uniewetgever de gezondheid van de consument tot speerpunt maakt, aangezien in die overweging wordt vermeld dat „[e]r [...] uitvoerige hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong [dienen] te worden gehandhaafd en [dat] deze [...] eventueel [moeten] worden aangescherpt, voor zover dat nodig is voor de bescherming van de consument” (zie in die zin arrest van 12 september 2019, A e.a., C‑347/17, EU:C:2019:720, punt 43).

46      Zowel de algemene opzet van verordening nr. 853/2004 als de nagestreefde doelstelling ervan vereist dus dat alle bronnen van verontreiniging in aanmerking worden genomen (arrest van 12 september 2019, A e.a., C‑347/17, EU:C:2019:720, punt 44), aangezien een dergelijke uitlegging duidelijk maakt dat de Uniewetgever ervoor heeft gekozen om voorrang te geven aan de toepassing van specifieke hygiënevoorschriften ter voorkoming van oppervlaktebesmetting, boven het latere gebruik van ontsmettingsmiddelen.

47      Gelet op een en ander dient op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 aldus moet worden uitgelegd dat de Commissie haar goedkeuring moet geven voor het gebruik van een product zoals Listex™ P100, dat tot doel heeft de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te voorkomen.

 Tweede prejudiciële vraag

48      Gelet op het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, hoeft de tweede prejudiciële vraag, die is gesteld voor het geval dat het Hof de eerste vraag ontkennend zou beantwoorden, niet te worden beantwoord.

 Kosten

49      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Zevende kamer) verklaart voor recht:

Artikel 3, lid 2, van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2019/1243 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019,

moet aldus worden uitgelegd dat

de Europese Commissie haar goedkeuring moet geven voor het gebruik van een product zoals Listex™ P100, dat tot doel heeft de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te voorkomen.

ondertekeningen


*      Procestaal: Grieks.