Language of document : ECLI:EU:T:2007:51

ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

14 februari 2007

Zaak T‑65/05

Thomas Seldis

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Stagiaires – Wetenschappelijke of technische groepen – Aanstelling van tijdelijk functionaris na vergelijkend onderzoek voor aanstelling in vaste dienst – Indeling in rang en salaristrap – Artikelen 31 en 32 van Statuut”

Betreft: Beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 5 april 2004 houdende aanstelling van verzoeker als ambtenaar op proef, voor zover hij daarbij is ingedeeld in de rang A 7, salaristrap 5.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

Ambtenaren – Aanwerving – Aanstelling in rang en indeling in salaristrap – Aanstelling in hoogste rang van loopbaan

(Ambtenarenstatuut, art. 31 en 32, derde alinea)

Artikel 31, lid 2, van het Statuut, op grond waarvan het tot aanstelling bevoegde gezag binnen bepaalde grenzen kan afwijken van het voorschrift in lid 1 van dat artikel inzake de indeling in rang bij het begin van de loopbaan van de nieuw aangeworven ambtenaar, geldt niet bij aanwerving in vaste dienst van personen die als tijdelijk functionarissen waren tewerkgesteld; voor de indeling van deze personen geldt artikel 32, derde alinea, als algemene regel.

Hoewel een letterlijke lezing van laatstgenoemde bepaling, waarin het heet dat de tijdelijk functionaris die als ambtenaar wordt aangesteld in de rang die hij bekleedde ten tijde van zijn aanstelling, de salarisanciënniteit behoudt die hij in die rang als tijdelijk functionaris had verworven, niet zonder meer uitsluit dat hij op grond van artikel 31, lid 2, kan worden ingedeeld in een hogere rang dan die welke hij als tijdelijk functionaris bekleedde, zou een dergelijke uitlegging indruisen tegen de opzet en het doel van deze verschillende bepalingen, die niet tegelijk kunnen worden toegepast met het oog op de indeling van een tijdelijk functionaris na zijn aanstelling in vaste dienst. Voor zover artikel 32, derde alinea, van het Statuut ervan uitgaat dat een tijdelijk functionaris na zijn aanstelling als ambtenaar zijn rang behoudt, wijkt het namelijk af van het voorschrift inzake de indeling in rang bij het begin van de loopbaan van de nieuw aangeworven ambtenaar en vormt het een bijzondere regel die impliciet maar noodzakelijkerwijs ertoe leidt dat de aanstelling in vaste dienst van tijdelijk functionarissen buiten de werkingssfeer van artikel 31 – dat wil zeggen ook buiten die van lid 2 van dit artikel – valt.

Deze uitlegging steunt, enerzijds, op het feit dat de rechtvaardiging van de mogelijkheid om bij wijze van uitzondering een uitzonderlijke kandidaat, die ook andere potentiële werkgevers aan zich willen binden, aantrekkelijkere voorwaarden te bieden teneinde zich van zijn diensten te verzekeren, ontbreekt wanneer een tijdelijk functionaris na een intern vergelijkend onderzoek voor aanstelling in vaste dienst als ambtenaar wordt aangesteld, en, anderzijds, op het feit dat de door een tijdelijk functionaris verworven rang en salaristrap diens ervaring en verdiensten ten tijde van de aanstelling in vaste dienst al weerspiegelen, zodat de toepassing, op hem, van artikel 31, lid 2, van het Statuut zou betekenen dat die factoren opnieuw in aanmerking worden genomen.

(cf. punten 51‑57 en 59)

Referentie: Gerecht 13 februari 1998, Alexopoulou/Commissie, T‑195/96, JurAmbt. blz. I‑A‑51 en II‑117, punt 37; Gerecht 6 juli 1999, Forvass/Commissie, T‑203/97, JurAmbt. blz. I‑A‑129 en II‑705, punt 44; Gerecht 15 maart 2006, Herbillon/Commissie, T‑411/03, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 77