Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus (Finland) op 10 maart 2015 – C

(Zaak C-122/15)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein hallinto-oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: C

Verwerende partij: Veronsaajien oikeudenvalvontayksikkö

Prejudiciële vragen

Dient artikel 3, lid 1, onder c), van richtlijn 2000/78/EG1 aldus te worden uitgelegd dat een nationale regeling zoals de bepalingen inzake de aanvullende belasting op pensioeninkomsten in § 124, leden 1 en 4, van de wet betreffende de inkomstenbelasting (Tuloverolaki), binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt en dat bijgevolg het verbod van discriminatie op grond van leeftijd in de zin van artikel 21, lid 1, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie op dit geval van toepassing is?

De tweede en de derde vraag worden alleen gesteld voor het geval dat het Hof de eerste vraag aldus beantwoordt dat dit geval binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt.

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: dienen artikel 2, lid 1 en lid 2, onder a) of b), van richtlijn 2000/78 en artikel 21, lid 1, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling zoals de bepalingen inzake de aanvullende belasting op pensioeninkomsten in § 124, leden 1 en 4, van de wet betreffende de inkomstenbelasting, volgens welke over de pensioeninkomsten van een natuurlijke persoon, die op zijn minst indirect samenhangen met de leeftijd van de persoon, in bepaalde situaties een hogere inkomstenbelasting wordt geheven dan over inkomsten uit arbeid van dezelfde hoogte?

Indien de genoemde bepalingen van richtlijn 2000/78/EG en van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zich verzetten tegen een nationale regeling zoals de aanvullende belasting op pensioeninkomsten, dient in casu nog te worden onderzocht of artikel 6, lid 1, van de genoemde richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat een nationale regeling zoals de aanvullende belasting op pensioeninkomsten desondanks in de zin van deze bepaling kan worden aangemerkt als objectief en redelijk gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt en de beroepsopleiding, aangezien met de aanvullende belasting op pensioeninkomsten, zoals blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de wet betreffende de inkomstenbelasting, wordt beoogd om belastinginkomsten van draagkrachtige ontvangers van pensioeninkomsten te genereren, het verschil tussen de belasting op pensioeninkomsten en op inkomsten uit arbeid te verminderen en ouderen te stimuleren aan het arbeidsproces te blijven deelnemen?

____________

____________

1 Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).