Language of document : ECLI:EU:T:2006:389

Zaak T‑304/01

Julia Abad Pérez e.a.

tegen

Raad van de Europese Unie en

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Veterinairrechtelijke maatregelen – Boviene spongiforme encefalopathie – Regeling ter bescherming van gezondheid van mens en dier – Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Causaal verband – Vormgebreken – Vereniging van marktdeelnemers – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting van het arrest

1.      Beroep tot schadevergoeding – Procesbelang – Rechtspersoon

(Art. 288 EG)

2.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

3.      Beroep tot schadevergoeding – Procesbelang – Beroepsvereniging

(Art. 288 EG)

4.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden

(Art. 288, tweede alinea, EG)

5.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden

(Art. 288, tweede alinea, EG)

1.      In het kader van een beroep tot schadevergoeding krachtens artikel 235 EG en artikel 288, tweede alinea, EG hangt het procesbelang van een rechtspersoon minder af van de statutaire bepalingen over zijn maatschappelijk doel dan van de daadwerkelijke activiteiten van de betrokken entiteit, alsmede meer in het bijzonder van de schade die hij als gevolg van deze activiteiten stelt te hebben geleden.

(cf. punt 39)

2.      Volgens artikel 21 van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, moet elk verzoekschrift het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen bevatten. Om de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, wordt voor de ontvankelijkheid van een beroep verlangd, dat de wezenlijke elementen, feitelijk en rechtens, waarop het beroep is gebaseerd, op zijn minst summier, maar coherent en begrijpelijk zijn weergegeven in de tekst van het verzoekschrift zelf. Om aan deze vereisten te voldoen moet een beroep tot vergoeding van de door een gemeenschapsinstelling veroorzaakte schade bevatten: de gegevens die het mogelijk maken te bepalen welke gedraging de verzoekende partij aan de instelling verwijt, de redenen waarom de verzoekende partij meent dat er tussen die gedraging en de gestelde schade een oorzakelijk verband bestaat, en de aard en de omvang van die schade.

(cf. punt 44)

3.      Een beroepsvereniging is slechts gerechtigd een beroep tot schadevergoeding krachtens artikel 288 EG in te stellen, wanneer zij een eigen procesbelang heeft, onderscheiden van dat van haar leden, dan wel wanneer haar door anderen een recht op schadevergoeding is gecedeerd.

Doen niet blijken van een procesbelang twee landbouworganisaties die zich niet beroepen op gecedeerde rechten of op een uitdrukkelijke lastgeving op grond waarvan zij bevoegd zijn vergoeding te vorderen van de schade die hun leden hebben geleden, en die voorts preciseren dat zij geen geldelijke vergoeding op het oog hebben, maar dat hun schade bestaat uit de som van alle door hun leden geleden schade en de door henzelf geleden morele schade, zonder dat de morele schade die deze twee organisaties zouden hebben geleden, evenwel wordt gestaafd.

(cf. punten 52‑54)

4.      Voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap wegens een onrechtmatige gedraging van haar organen, als bedoeld in artikel 288, tweede alinea, EG, moet een aantal voorwaarden zijn vervuld, te weten: onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging, bestaan van schade en een causaal verband tussen de gestelde gedraging en de aangevoerde schade.

Wat de eerste voorwaarde betreft, dient er sprake te zijn van een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen. Voor de eis dat de schending voldoende gekwalificeerd is, geldt als beslissend criterium de kennelijke en ernstige overschrijding door de betrokken gemeenschapsinstelling van de grenzen van haar beoordelingsvrijheid. Heeft deze instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge, dan kan de inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om van een voldoende gekwalificeerde schending te kunnen spreken.

Is aan een van deze voorwaarden niet voldaan, dan moet het beroep in zijn geheel worden verworpen, zonder dat de andere voorwaarden behoeven te worden onderzocht.

(cf. punten 97‑99)

5.      Een causaal verband in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG, wordt aanvaard, wanneer tussen de fout van de betrokken instelling en de aangevoerde schade een – door de verzoekende partijen te bewijzen – zeker en rechtstreeks causaal verband bestaat.

Wanneer de aangevoerde onrechtmatigheden erin bestaan dat de gemeenschapsinstellingen hun verplichting tot handelen niet zijn nagekomen, kan dit verzuim pas worden geacht de gestelde schade zeker en rechtstreeks te hebben veroorzaakt, wanneer wordt aangetoond dat de schade zich waarschijnlijk niet zou hebben voorgedaan, indien deze instellingen de maatregelen hadden vastgesteld waarvan de verzoekende partij hun verwijt dat zij ze niet hebben genomen. Voorts kunnen handelingen en verzuimen van nationale instanties en particuliere marktdeelnemers in de weg staan aan de vaststelling van een rechtstreeks causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige verzuimen van de gemeenschapsinstellingen en de aangevoerde schade.

(cf. punten 101‑102, 108-109, 131, 137, 152, 156)