Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Judecătoria Oradea – Roemenië) – Horațiu Ovidiu Costea / SC Volksbank România SA

(Zaak C-110/14)

[Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 93/13/EEG – Artikel 2, onder b) – Begrip ‚consument’ – Kredietovereenkomst gesloten door een natuurlijke persoon die het beroep van advocaat uitoefent – Terugbetaling van een lening met als onderpand een onroerend g

treffende oneerlijke

bedingen in consumen

tenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke persoon die het beroep van a

edietnemer die beschikt over

de noodzakelijke kennis om vóór de ondert

ekening van de overeenkomst te beoordelen o

f een b

eding oneerlijk is]Procestaal: RoemeensVerwijzende rechterJudecătoria OradeaPartijen in het hoofdgedingVerzoekende partij: Horațiu Ovidiu CosteaVerwerende partij: SC Volksbank România SADictumArtikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke persoon die het beroep van advocaat uitoefent en met een bank een kredietovereenkomst sluit waarin het doel van de lening niet is vermeld, als een „consument” in de zin van die bepaling kan worden aangemerkt wanneer die overeenkomst geen verband houdt met de beroepsactiviteit van die advocaat. Het feit dat de uit die overeenkomst voortvloeiende schuldvordering is gedekt door een door die persoon als vertegenwoordiger van zijn advocatenkantoor verstrekte hypothecaire waarborg met als onderpand goederen die bestemd zijn voor de uitoefening van de beroepsactiviteit van die persoon, zoals een onroerend goed dat toebehoort aan dat kantoor, is in dit verband niet relevant.

____________

1 PB C 175 van 10.6.2014.