Language of document :

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 8 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Riigikohus - Estland) – Mittetulundusühing Järvelaev / Põllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet (PRIA)

(Zaak C-580/17)1

[Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) – Verordening (EG) nr. 1698/2005 – Toepasselijkheid ratione temporis – Artikel 72 – Duurzaamheid van investeringen – Belangrijke wijziging van een medegefinancierde investeringsactie – Object dat is verworven dankzij een door het Elfpo medegefinancierde investeringsactie en door de subsidieontvanger aan een derde wordt verhuurd – Financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid – Verordening (EG) nr. 1306/2013 – Artikelen 54 en 56 – Verplichting van de lidstaten tot terugvordering van onverschuldigde betalingen die verband houden met onregelmatigheden en nalatigheden – Begrip „onregelmatigheid” – Inleiding van de terugvorderingsprocedure]

Procestaal: Ests

Verwijzende rechter

Riigikohus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Mittetulundusühing Järvelaev

Verwerende partij: Põllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet (PRIA)

Dictum

De duurzaamheid van een investering die, zoals in het hoofdgeding, is goedgekeurd en medegefinancierd door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) in de programmeringsperiode 2007-2013, moet worden beoordeeld in het licht van artikel 72 van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling. Wanneer deze bedragen na het einde van de programmeringsperiode, te weten 1 januari 2014, worden teruggevorderd, dient dat te gebeuren op grond van artikel 56 van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad.

Het feit dat een ontvanger van een subsidie die, zoals in het hoofdgeding, is uitbetaald in het kader van een door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) uit hoofde van de in verordening nr. 1698/2005 bedoelde as Leader medegefinancierde investeringsactie, het met behulp van die subsidie verworven object verhuurt aan een derde die dit object gebruikt voor dezelfde activiteit als die welke door de subsidieontvanger had moeten worden uitgeoefend, kan een belangrijke wijziging van de medegefinancierde investeringsactie in de zin van artikel 72, lid 1, van die verordening vormen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om, met inaanmerkingneming van alle feitelijke en juridische aspecten van de zaak, aan de hand van de onder a) en b) van deze bepaling bedoelde alternatieve voorwaarden, na te gaan. Bij de beoordeling of er sprake is van onrechtmatig voordeel voor een onderneming of overheidsinstantie in de zin van artikel 72, lid 1, onder a), van die verordening, staat het aan de bevoegde nationale autoriteit om, onder voorbehoud van toetsing door de bevoegde nationale gerechten, vast te stellen waarin het onrechtmatig voordeel concreet bestaat. De vraag of, gelet op de feitelijke en juridische omstandigheden, de feitelijke subsidiegebruiker die subsidie wel of niet zou hebben ontvangen indien hij zelf een subsidieaanvraag had ingediend is weliswaar relevant, maar niet beslissend voor de toepassing van artikel 72, lid 1, onder a), van die verordening.

Artikel 72, lid 1, van verordening nr. 1698/2005 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling zoals aan de orde in het hoofdgeding, die de ontvanger van een in het kader van een door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) medegefinancierde investeringsactie betaalde subsidie verplicht om het verworven investeringsobject voor een periode van ten minste vijf jaar na de uitbetaling van het laatste deel van de subsidie te behouden en zelf te gebruiken.

Artikel 56, eerste alinea, van verordening nr. 1306/2013 moet aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een onregelmatigheid in de zin van deze bepaling, wanneer de ontvanger van een in het kader van een door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) medegefinancierde investeringsactie betaalde subsidie die onder de in verordening nr. 1698/2005 bedoelde as Leader valt, een van de in de subsidieaanvraag opgenomen onderdelen van de concrete actie, welk onderdeel een van de criteria was op grond waarvan de subsidieaanvragen werden beoordeeld met het oog op de plaatsing ervan op een ranglijst, niet uitvoert, ook al was dit criterium volgens de betrokken nationale regeling niet verplicht, voor zover de niet-uitvoering van dat onderdeel een belangrijke wijziging van de investeringsactie vormt in de zin van artikel 72, lid 1, van verordening nr. 1698/2005, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.

Artikel 56 van verordening nr. 1306/2013 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de inleiding van een procedure tot terugvordering van een onrechtmatig betaalde subsidie binnen vijf jaar na het financieringsbesluit van de beheersautoriteit. Evenmin verzet deze bepaling zich ertegen dat een terugvorderingsprocedure wordt voortgezet wanneer de subsidieontvanger de inbreuk die aanleiding gaf tot de procedure in de loop van die procedure opheft.

____________

1 PB C 412 van 4.12.2017.