Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 27 februari 2002 ingesteld door M. Danzer en H. Danzer tegen de Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-47/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 27 februari 2002 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door M. Danzer en H. Danzer, wonende te Linz (Republiek Oostenrijk), vertegenwoordigd door J. Hintermayr, M. Krüger, F. Haunschmidt, G. Minichmayr en P. Burgstaller, advocaten.

Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

(verzoekers te veroordelen tot schadevergoeding ad EUR 18.527,21, te voldoen binnen 14 dagen, en vast te stellen dat artikel 2, lid 1, sub f, van richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 19681 alsmede artikel 47 van richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 14 augustus 19782 in strijd zijn met het gemeenschapsrecht;

(verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers zijn bestuurder van verschillende Oostenrijkse vennootschappen. Zij bestrijden de verenigbaarheid van de verplichte openbaarmaking van de winst- en verliesrekening van kapitaalvennootschappen en daarmee gelijkgestelde personenvennootschappen met primaire gemeenschapsrecht, met de communautaire grondrechten en de rechtspraak van het Hof van Justitie. Verzoekers hebben op grond van deze gemeenschapsregels tot dusver geweigerd de winst- en verliesrekening van de onder hun verantwoording vallende kapitaalvennootschappen in de vereiste vorm openbaar te maken. Tot de datum van het verzoekschrift werden tegen verzoekers dwangsommen tot een bedrag van EUR 18.527,21 opgelegd.

Verzoekers voeren aan dat met de door de richtlijnen voorgeschreven openbaarmaking zakengeheimen moeten worden prijsgegeven, wat in tegenspraak is met het EG-mededingingsrecht en het algemeen beginsel van bescherming van zaken- en bedrijfsgeheimen in tegenspraak is. Het Publiceren van belangrijke en vertrouwelijke bedrijfsgegevens is volgens hen ook met het ook op artikel 287 onevenredig en ongeoorloofd.

Voorts voeren verzoekers aan dat artikel 2, lid 1, sub f, van richtlijn 68/151/EEG en artikel 47 van richtlijn 78/660/EEG geen rechtsgrondslag vinden in artikel 44, lid 2, sub g EEG, en evenmin worden gedekt door de als "richtlijn" gedefinieerde rechtshandeling in de zin van artikel 249/EG. Het gaat hier niet om harmonisering van bestaandrecht, maar om invoering van nieuw recht. Bovendien zijn de gewraakte bepalingen in strijd met de Oostenrijkse wetgeving inzake bescherming van persoonlijke gegevens, het grondrecht van eigendom, het grondrecht van vrijheid van ondernemen en de bescherming van de fiscale privésfeer.

Ten slotte voeren verzoekers aan, dat de in de richtlijn genoemde doelstellingen van de Raad door het gemeenschapsrecht niet worden gedekt en rechtstreeks de oorzaak ervan zijn dat de publicatie wordt geweigerd, waardoor het causaal verband van de richtlijn en de ingetreden en nog te verwachten schade evident is.

MK/bs

____________

1 - (Eerste richtlijn van de Raad 68/151/EEG van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65, blz. 8).

2 - (Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222, blz. 11).