Language of document :

Mededeling in het PB

 

    

Beroep, op 26 februari 2002 ingesteld door DOW AgroSciences BV en DOW AgroSciences Ltd. tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-45/02)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 26 februari 2002 beroep ingesteld tegen het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie door DOW AgroSciences BV en DOW AgroSciences Ltd., vertegenwoordigd door K. Van Maldegem en C. Mereu van het kantoor McKenna & Cuneo LLP te Brussel (België).

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

(het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

(gedeeltelijk nietig te verklaren beschikking 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG, in die zin dat chloorpyrifos en trifluraline buiten de maatregel worden gehouden;

(verweerders te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen de gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 2455/2001/EG1, voorzover daarbij chloorpyrifos en trifluraline, twee actieve bestanddelen van een van hun gewasbeschermingsmiddelen, op de lijst van "prioritaire stoffen" zijn geplaatst volgens een andere procedure dan de procedure op basis van de resultaten van de risicobeoordeling van richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen2 (de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn), zoals volgens hen is voorgeschreven bij artikel 16, lid 2, sub a, van richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid3 (de richtlijn waterbeleid), die met de bestreden maatregel ten uitvoer moet worden gelegd.

Door de bestreden maatregel wordt de verkoop en het gebruik van verzoeksters' landbouwproducten op basis van chloorpyrifos en trifluraline beperkt. Bovendien creëert de bestreden maatregel door deze twee stoffen in een nieuwe subcategorie van prioritaire stoffen te plaatsen die kennelijk kunnen worden "herzien" en na twaalf maanden kunnen worden aangemerkt als "prioritaire gevaarlijke stoffen", tevens de wettelijke voorwaarden voor de geleidelijke vermindering en een uiteindelijk verbod van deze stoffen.

Verzoeksters stellen dat de plaatsing van chloorpyrifos en trifluraline op de lijst van prioritaire stoffen onwettig is om de volgende redenen:

(    verweerders hebben ten onrechte gebruik gemaakt van de vereenvoudigde (spoed-)procedure van artikel 16, lid 2, tweede alinea, van de richtlijn waterbeleid, in plaats van de plaatsing op de lijst te baseren op de definitieve resultaten van de risicobeoordeling volgens de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn zoals vereist volgens artikel 16, lid 2, sub a. Voorts hebben verweerders chloorpyrifos en trifluraline ten onrechte op de lijst geplaatst op basis van een summiere en overhaaste "gevarenbeoordeling" en niet op basis van gegevens betreffende aquatische toxiciteit en blootstelling en een volledige prioritaire risicobeoordeling volgens de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn zoals vereist bij artikel 16, lid 2, sub a, van de richtlijn waterbeleid;

(    door artikel 16, lid 2, sub a, van de richtlijn waterbeleid te omzeilen hebben verweerders in strijd gehandeld met de hiërarchie van de bronnen van het gemeenschapsrecht (beginsel van lex superior);

(    door de opneming van chloorpyrifos en trifluraline in bijlage X bij de richtlijn waterbeleid komt door de bestreden maatregel tevens de richtlijn waterbeleid in strijd met de meer specifieke en dus prevalerende gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn (beginsel van lex specialis);

(    door in hun summiere en overhaaste gevarenbeoordeling de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens te negeren en voor de beide in geding zijnde stoffen een maximum milieunorm vast te stellen, hebben verweerders in strijd gehandeld met de artikelen 174, 175 en 176 van het Verdrag;

(    door via de bestreden maatregel het gebruik van chloorpyrifos en trifluraline te beperken en mogelijk te verbieden en deze stoffen daarmee in een nadelige positie te brengen ten opzichte van concurrerende stoffen, hebben verweerders in strijd met artikel 2 van het Verdrag de mededinging verstoord;

Verzoeksters stellen voorts schending van het beginsel van een consequente en eenvormige toepassing van het gemeenschapsrecht, het evenredigheidsbeginsel en gewekte verwachtingen.

Voorts wijkt de bestreden maatregel af van de geest en de letter van de internationale overeenkomsten die daarin uitdrukkelijk worden genoemd (OSPAR, HELCOM en de overeenkomst van Barcelona).

____________

1 - (PB L 331, 15 december 2001, blz. 1.

2 - (PB L 170, 25 juni 1992, blz. 40.

3 - (PB L 327, 22 december 2000, blz. 1.