Language of document :

Beroep ingesteld op 2 januari 2012 - Frankrijk/Commissie

(Zaak T-1/12)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: E. Belliard, G. de Bergues en J. Gstalter, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beschikking in haar geheel nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2011) 7808 def. van 24 oktober 2011 waarbij de Commissie met de interne markt onverenigbaar heeft verklaard de herstructureringssteun die de Franse autoriteiten voornemens zijn aan SeaFrance SA toe te kennen in de vorm van een kapitaalverhoging en van leningen door de SNCF aan SeaFrance.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

Eerste middel: onjuiste opvatting van het begrip steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107 VWEU, doordat de Commissie heeft geoordeeld dat vraag of de twee voorgenomen leningen door de SNCF verstandig waren, moest worden beantwoord in samenhang met de reddingssteun en de herstructureringssteun. Dit middel bestaat uit twee onderdelen:

-    enerzijds: onjuiste uitlegging door de Commissie van het arrest van het Gerecht van 15 september 1998, BP Chemicals/Commissie (T-11/095, Jurispr. blz. II-3235), en

-    anderzijds: subsidiair, onjuiste toepassing van dat arrest door de Commissie.

Tweede middel: onjuiste opvatting van het begrip steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107 VWEU, doordat de Commissie ten overvloede heeft geoordeeld dat de Franse autoriteiten niet hebben aangetoond dat de twee voorgenomen leningen door de SNCF, afzonderlijk beoordeeld, zijn toegekend tegen een marktrente. Dit middel bestaat uit twee onderdelen:

enerzijds: de Commissie heeft verkeerdelijk uitgesloten dat de mededeling van de Commissie van 19 januari 2008 over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, op de twee betrokken leningen wordt toegepast, en

anderzijds: de Commissie heeft verkeerdelijk geoordeeld dat het rentepercentage van de betrokken leningen om en bij 14 % had moeten bedragen om in overeenstemming te zijn met de markt.

Derde middel: onjuiste rechtsopvatting en onjuiste opvatting van de feiten doordat de Commissie heeft geoordeeld dat de herstructureringssteun onverenigbaar is met artikel 107, lid 3, sub c, VWEU uitgelegd tegen de achtergrond van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun.

Vierde middel: schending van artikel 345 VWEU volgens hetwelk de Verdragen de regeling van het eigendomsrecht van de lidstaten onverlet laten.

____________

1 - PB C 14, blz. 6.