Language of document : ECLI:EU:C:2017:703

Zaak C‑186/16

Ruxandra Paula Andriciuc e.a.

tegen

Banca Românească SA

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Curte de Apel Oradea)

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 2 – Beoordeling van het oneerlijke karakter van contractuele bedingen – Kredietovereenkomst in vreemde valuta – Wisselkoersrisico dat volledig ten laste komt van de consument – Aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen – Tijdstip waarop de verstoring van het evenwicht moet worden beoordeeld – Strekking van het begrip ‚duidelijk en begrijpelijk geformuleerde’ bedingen – Omvang van de informatie die de bank moet verstrekken”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 september 2017

1.        Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Werkingssfeer – Uitsluiting van contractuele bedingen waarin dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn overgenomen – Toetsing door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 1, lid 2)

2.        Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Werkingssfeer – Bedingen die het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst bepalen of die betrekking hebben op de prijs of de vergoeding en op de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten – Begrip – Beding dat is opgenomen in een leningsovereenkomst in vreemde valuta tussen een verkoper en een consument, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en krachtens hetwelk de consument de lening in dezelfde valuta moet terugbetalen – Daaronder begrepen – Voorwaarden – Verplichting om te voldoen aan de vereisten van begrijpelijkheid en transparantie

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 4, lid 2)

3.        Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Werkingssfeer – Bedingen die het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst bepalen of die betrekking hebben op de prijs of de vergoeding en op de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten – Beding dat is opgenomen in een leningsovereenkomst in vreemde valuta, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en krachtens hetwelk de consument de lening in dezelfde valuta moet terugbetalen – Daaronder begrepen – Voorwaarden –Verplichting om te voldoen aan de vereisten van begrijpelijkheid en transparantie – Vereist niveau van informatie – Omvang – Toetsing door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 4, lid 2)

4.        Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Oneerlijk beding in de zin van artikel 3 – Aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen – Beoordeling door de nationale rechter van het bestaan van die verstoring van het evenwicht op het tijdstip van de sluiting van de overeenkomst – Verplichting om rekening te houden met alle omstandigheden waarvan de verkoper op dat moment kennis had

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 3, lid 1)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 27‑31)

2.      Artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „eigenlijk voorwerp van de overeenkomst” in de zin van die bepaling een contractueel beding als dat in het hoofdgeding omvat, dat is opgenomen in een leningsovereenkomst in vreemde valuta, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en krachtens hetwelk de lening in dezelfde vreemde valuta moet worden terugbetaald als die waarin zij is aangegaan, aangezien dat beding een wezenlijke prestatie vastlegt die kenmerkend is voor die overeenkomst. Derhalve kan dat beding niet als oneerlijk worden aangemerkt, voor zover het duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd.

Een kredietovereenkomst houdt in dat de kredietgever zich, in de eerste plaats, ertoe verbindt aan de kredietnemer een bepaald geldbedrag ter beschikking te stellen, en dat laatstgenoemde zich op zijn beurt eerst en vooral ertoe verplicht om dit geldbedrag, in het algemeen met rente, in de afgesproken termijnen terug te betalen. De wezenlijke prestaties van een dergelijke overeenkomst hebben dus betrekking op een geldbedrag dat moet worden bepaald aan de hand van de vastgelegde valuta van de betaling en de terugbetaling. Zoals de advocaat‑generaal in de punten 46 en volgende van zijn conclusie heeft opgemerkt, heeft het feit dat een krediet in een bepaalde valuta moet worden terugbetaald, dus in beginsel geen betrekking op een aanvullende betalingsmodaliteit, maar op de aard zelf van de verplichting van de schuldenaar, en vormt het derhalve een wezenlijk onderdeel van een leningsovereenkomst.

(zie punten 38, 41, dictum 1)

3.      Artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat het vereiste dat een contractueel beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, veronderstelt dat financiële instellingen in het geval van kredietovereenkomsten kredietnemers voldoende informatie verschaffen die hen in staat stelt met kennis van zaken prudente beslissingen te nemen. In dit verband houdt dit vereiste in dat een beding krachtens hetwelk de lening in dezelfde vreemde valuta moet worden terugbetaald als die waarin zij is aangegaan, niet alleen formeel en, maar ook wat de concrete reikwijdte ervan betreft, in die zin door de consument moet worden begrepen dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument niet alleen in staat moet zijn om de mogelijkheid van waardevermindering of ‑vermeerdering van de vreemde valuta waarin de lening is aangegaan te kennen, maar ook om de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van een dergelijk beding voor zijn financiële verplichtingen in te schatten. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om de noodzakelijke verificaties ter zake te verrichten.

Zoals de advocaat‑generaal in de punten 66 en 67 van zijn conclusie heeft opgemerkt, moet de kredietnemer bijgevolg duidelijk geïnformeerd worden over het feit dat hij zich met de ondertekening van een in vreemde valuta luidende kredietovereenkomst blootstelt aan een wisselkoersrisico dat mogelijkerwijs economisch gezien een zware last kan worden in geval van devaluatie van de valuta waarin hij zijn inkomsten ontvangt. Voorts moet de verkoper, in casu de bankinstelling, uitleg geven over de mogelijke wisselkoersschommelingen en de risico’s die inherent zijn aan het aangaan van een lening in vreemde valuta, met name wanneer de consument die het krediet afsluit, zijn inkomsten niet in deze valuta ontvangt. Het staat derhalve aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of de verkoper de betrokken consumenten alle relevante informatie heeft verschaft aan de hand waarvan zij de economische gevolgen van een beding als dat in het hoofdgeding voor hun financiële verplichtingen konden inschatten.

(zie punten 50, 51, dictum 2)

4.      Artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een contractueel beding moet worden uitgegaan van het moment waarop de betrokken overeenkomst is gesloten, rekening houdend met alle omstandigheden waarvan de verkoper op dat moment kennis kon hebben, en die gevolgen konden hebben voor de latere uitvoering van die overeenkomst. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om – tegen de achtergrond van alle omstandigheden van het hoofdgeding en rekening houdend met met name de deskundigheid en de kennis van de verkoper, in casu van de bank, met betrekking tot de mogelijke wisselkoersschommelingen en de risico’s die inherent zijn aan het aangaan van een lening in vreemde valuta – na te gaan of er sprake is van een verstoring van het evenwicht in de zin van die bepaling.

(zie punt 58, dictum 3)