Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Dortmund (Duitsland) op 20 april 2023 – ASG 2 Ausgleichsgesellschaft für die Sägeindustrie Nordrhein-Westfalen GmbH / Land Nordrhein-Westfalen

(Zaak C-253/23, ASG)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Dortmund

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ASG 2 Ausgleichsgesellschaft für die Sägeindustrie Nordrhein-Westfalen GmbH

Verwerende partij: Land Nordrhein-Westfalen

Prejudiciële vragen

Moet het Unierecht, en meer bepaald artikel 101 VWEU, artikel 4, lid 3, VEU, artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, alsmede artikel 2, punt 4, en artikel 3, lid 1, van richtlijn 2014/104/EU1 , aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een uitlegging en toepassing van het recht van een lidstaat waardoor het een mogelijk door een – op grond van artikel 9 van richtlijn 2014/104/EU of van de nationale bepaling waarbij dat artikel met bindende werking is omgezet vaststaande – inbreuk op artikel 101 VWEU benadeelde partij wordt verboden zijn claims – met name in gevallen van massa- of strooischade – aan een erkende rechtsbijstandverlener fiduciair over te dragen, zodat deze ze gebundeld met claims van andere vermeend benadeelde partijen door middel van een follow-on vordering doet gelden, wanneer er geen andere gelijkwaardige wettelijke of contractuele mogelijkheden bestaan om de schadevorderingen te bundelen, met name omdat zij niet leiden tot rechterlijke bevelen of om andere procesrechtelijke redenen niet praktisch zijn of om economische redenen objectief niet redelijk zijn, en bijgevolg met name de vervolging van geringe schade praktisch onmogelijk of in ieder geval uiterst moeilijk wordt?

Moet het Unierecht in ieder geval aldus worden uitgelegd, wanneer de aan de orde zijnde schadeclaims moeten worden ingediend zonder een voorafgaand en in de zin van nationale, op artikel 9 van richtlijn 2014/104/EU berustende bepalingen bindend besluit van de Europese Commissie of nationale autoriteiten betreffende de vermeende inbreuk (zogenoemde „stand-alone vorderingen”), wanneer er om de in de eerste vraag reeds genoemde redenen geen andere gelijkwaardige wettelijke of contractuele mogelijkheden bestaan om de schadevorderingen met het oog op civielrechtelijke vervolging te bundelen en in het bijzonder wanneer anders een inbreuk op artikel 101 VWEU hoe dan ook niet, dus noch door middel van publieke handhaving noch door middel van private handhaving, zou worden vervolgd?

Indien ten minste een van de twee vragen bevestigend moet worden beantwoord, moeten dan de overeenkomstige bepalingen van Duits recht, wanneer een Unierechtconforme uitlegging is uitgesloten, buiten toepassing blijven, hetgeen tot gevolg zou hebben dat de overdrachten in ieder geval vanuit dat gezichtspunt doeltreffend zijn en een effectieve rechtshandhaving mogelijk wordt?

____________

1     Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (PB 2014, L 349, blz. 1).