Language of document :

Beroep ingesteld op 8 december 2022 – Canel Ferreiro / Raad

(Zaak T-766/22)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Maria Canel Ferreiro (Overijse, België) (vertegenwoordiger: N. Maes, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het onderhavige beroep toewijzen;

dit beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2021 nietig verklaren waarbij verzoekster de tuchtmaatregel van berisping is opgelegd;

het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van de Raad van de Europese Unie van 1 september 2022 nietig verklaren waarbij klacht nr. 2022_009 van verzoekster uit hoofde van artikel 90, lid 2, van het Statuut is afgewezen;

administratief onderzoek EN-2101 en het onderzoeksrapport van 28 mei 2021 van de eenheid Juridische Adviseurs van de administratie van het directoraat-generaal Organisatie-ontwikkeling en diensten – directoraat Personeelszaken van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie betreffende verzoekster nietig verklaren;

de verwerende partij verwijzen in de kosten die verzoekster in het kader van de onderhavige procedure heeft gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan de onrechtmatigheid van het administratieve onderzoek. Volgens verzoekster zijn de onderzoekers buiten het feitelijk kader en het tijdsbestek van het mandaat getreden dat hun door het tot aanstelling bevoegd gezag was verleend.

Tweede middel, ontleend aan de onrechtmatigheid van het besluit tot afwijzing van de klacht. Verzoekster betoogt in dit verband dat het in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde beginsel van behoorlijk bestuur niet in acht is genomen en dat zij geen recht heeft gehad op een onpartijdige behandeling van haar dossier.

Derde middel, ontleend aan schending van de rechten van de verdediging. Verzoekster wijst op het ontbreken van een tenlastelegging met betrekking tot het haar ten laste gelegde feit.

Vierde middel, ontleend aan het ontbreken van bewijs. Volgens verzoekster zijn de inbreuken op de artikelen 12 en 21 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie rechtens niet genoegzaam bewezen, zodat zij haar niet ten laste kunnen worden gelegd ter rechtvaardiging van de tuchtmaatregel van berisping.

____________