Language of document :

Mededeling in het PB

 

ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG

van 31 maart 2004

in zaak T-10/02, Marie-Claude Girardot tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen1

(Openbare dienst - Artikel 29, lid 1, van Statuut - Vast ambt bezoldigd ten laste van onderzoeks- en investeringskredieten - Tijdelijk functionaris in zin van artikel 2, sub d, van RAP - Afwijzing van sollicitatie - Ontbreken van vergelijking van verdiensten - Interlocutoir arrest)

(Procestaal: Frans)

In zaak T-10/02, Marie-Claude Girardot, wonende te L'Haÿ-les-Roses (Frankrijk), vertegenwoordigd door N Lhoëst, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: aanvankelijk F. Clotuche-Duvieusart en L. Lozano Palacios en vervolgens F. Clotuche-Duvieusart en H. Tserepa-Lacombe), betreffende een vordering tot nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van de Commissie van 13 maart 2001 houdende afwijzing van de sollicitatie naar zeven ten laste van de onderzoekskredieten bezoldigde vaste ambten, ten tweede het besluit van de Commissie van 15 maart 2001 houdende afwijzing van de sollicitatie naar een ten laste de onderzoekskredieten bezoldigd vast ambt, en ten derde, de besluiten van de Commissie houdende voorziening in die ambten, heeft het Gerecht (Eerste kamer), samengesteld als volgt: B. Vesterdorf, president, H. Legal en E. Martins Ribeiro, rechters; griffier: J. Plingers, administrateur, op 31 maart 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Verklaart nietig het besluit van de Commissie van 13 maart 2001 houdende afwijzing van de sollicitatie van Girardot naar zeven ten laste van de onderzoekskredieten bezoldigde vaste ambten.

Verklaart nietig het besluit van de Commissie van 15 maart 2001 houdende afwijzing van de sollicitatie van Girardot naar een ten laste van de onderzoekskredieten bezoldigd vast ambt.

Verwerpt het beroep voor het overige

Verstaat dat partijen het Gerecht binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van dit arrest, hetzij het in onderlinge overeenstemming vastgestelde bedrag van de geldelijke compensatie voor de onwettigheid van de besluiten van 13 en 15 maart 2001, hetzij hun becijferde conclusies betreffende dit bedrag, voorleggen.

Houdt de beslissing omtrent de kosten aan.

____________

1 - PB C 68 van 16.3.2002.