Language of document :

Beroep ingesteld op 14 februari 2013 - LG Electronics/Commissie

(Zaak T-91/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: LG Electronics, Inc. (Seoul, Korea) (vertegenwoordigers: G. van Gerven en T. Franchoo, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

artikel 1, lid 1, sub d, en lid 2, sub g, en artikel 2, lid 1, sub d en e, en lid 2, sub d en e, van besluit C(2012) 8839 definitief van de Europese Commissie van 5 december 2012 in zaak COMP/39.437 - Beeldbuizen voor televisies en computerschermen, geheel of gedeeltelijk nietig te verklaren, voor zover zij verzoekster betreffen; en/of

de bij artikel 2, lid 1, sub d en e, en lid 2, sub d en e, van het bestreden besluit aan verzoekster opgelegde geldboetes te verminderen;

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster acht middelen aan.

Middel op grond van artikel 263 VWEU, strekkende tot nietigverklaring van de artikelen 1 en 2 van het bestreden besluit, voor zover zij verzoekster betreffen:

Schending van verzoeksters rechten van verdediging (schending van een wezenlijk vormvoorschrift), aangezien LG Philips Displays (hierna: "LPD") niet als verweerster bij de procedure is betrokken.

Middelen strekkende tot (gedeeltelijke) nietigverklaring van de artikelen 1 en 2 van het bestreden besluit overeenkomstig artikel 263 VWEU, en tot overeenkomstige vermindering van verzoeksters geldboetes overeenkomstig artikel 261 VWEU:

Schending van artikel 101 VWEU en artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003, schending van het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid en kennelijke beoordelingsfout, aangezien verzoekster aansprakelijk is gesteld voor inbreuken die LPD heeft begaan.

Schending van artikel 25 van verordening (EG) nr. 1/2003, aangezien verzoekster in het bestreden besluit aansprakelijk is gesteld voor gedragingen die dateren van vóór 1 juli 2001.

Schending van artikel 101 VWEU en artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003, artikel 296 VWEU en het beginsel van gelijke behandeling, aangezien bij de berekening van de aan verzoekster opgelegde geldboete in het bestreden besluit ook rekening is gehouden met de rechtstreekse EER-verkopen via verwerkte producten (Direct EEA Sales Through Transformed Products; hierna: "TPDS").

Schending van artikel 101 VWEU, artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 en van het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid, kennelijke beoordelingsfout en schending van verzoeksters rechten van verdediging, aangezien verzoekster in het bestreden besluit is veroordeeld tot betaling van de geldboete die is gebaseerd op de TPDS van Philips.

Schending van artikel 296 VWEU, kennelijke beoordelingsfout en schending van de beginselen van gelijke behandeling en behoorlijk bestuur, aangezien (i) in het bestreden besluit onvoldoende wordt gemotiveerd waarom ten aanzien van Samsung geen TPDS in aanmerking zijn genomen, en/of (ii) TPDS in het bestreden besluit op willekeurige wijze wel of juist niet in aanmerking zijn genomen, wat ertoe heeft geleid dat verzoekster en Samsung ongelijk zijn behandeld.

Schending van artikel 101 VWEU, artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 en de beginselen van gelijke behandeling en behoorlijk bestuur, aangezien (i) het bestreden besluit niet is gericht tot LPD en de dochterondernemingen van LPD die aan de inbreuken deelgenomen hebben, terwijl zij wel is gericht tot een andere joint venture de moederondernemingen daarvan, en (ii) het bestreden besluit niet is gericht tot andere moederondernemingen die zich in dezelfde situatie bevonden als verzoekster.

Middel dat is gebaseerd op de volledige rechtsmacht van het Gerecht overeenkomstig artikel 261 VWEU en artikel 31 van verordening (EG) nr. 1/2003:

Het Gerecht wordt verzocht gebruik te maken van zijn volledige rechtsmacht om de aan verzoekster opgelegde geldboete te verminderen, aangezien deze buitensporig en onevenredig is.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003 L 1, blz. 1).