Language of document : ECLI:EU:T:2012:694

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

13 december 2012

Zaak T‑595/11 P

A

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Sociale zekerheid – Beroepsziekte – Blijvende volledige invaliditeit – Toegang tot persoonsdossier – Vergoeding van reiskosten – Verzoek om schadevergoeding”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 14 september 2011, A/Commissie (F‑12/09), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Er behoeft niet te worden beslist over de hogere voorziening voor zover deze betrekking heeft op het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 14 september 2011, A/Commissie (F‑12/09), voor zover dit het verzoek om nietigverklaring betreft van het besluit van 28 april 2008 – voor zover hierbij wordt geweigerd om de voorlopige vergoeding te betalen bedoeld in artikel 19, lid 4, van de gemeenschappelijke regeling en de bepalingen van artikel 73, lid 2, sub b, van het Statuut toe te passen – en het verzoek om de Commissie te veroordelen tot betaling van de in dat artikel voorziene vergoeding. De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening – Procesbelang – Ambtshalve onderzoek door het Gerecht – Feit dat zich voordoet na het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken en dat schadelijk karakter daaraan ontneemt met betrekking tot verzoeker in hogere voorziening – Hogere voorziening die geen voordeel kan opleveren – Afdoening zonder beslissing

2.      Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toezicht door het Gerecht op beoordeling van feiten en bewijsstukken – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Art. 257 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1)

3.      Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2, 139, lid 2, en 144)

4.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Vaststelling van bestaan van beroepsziekte – Toegang van ambtenaar tot documenten van medisch dossier – Indirecte toegang – Uitzondering – Documenten die ook moeten zijn opgenomen in persoonsdossier

(Ambtenarenstatuut, art. 26 en 73; regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 16)

5.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tot schadevergoeding, ingesteld zonder precontentieuze procedure volgens het Statuut – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

6.      Beroepen van ambtenaren – Volledige rechtsmacht – Mogelijkheid om verwerende instelling ambtshalve tot betaling van vergoeding te veroordelen – Facultatief

(Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 35, 41 en 42)

Referentie:

Hof 3 september 2009, Moser Baer India/Raad, C‑535/06 P, Jurispr. blz. I‑7051, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht 19 januari 2010, Co-Frutta/Commissie, T‑355/04 et T‑446/04, Jurispr. blz. II‑1, punten 42 en 43

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 76)

Referentie:

Gerecht 8 september 2008, Kerstens/Commissie, T‑222/07 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑37 en II‑B‑1‑267, punten 60‑62 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 77)

Referentie:

Hof 18 januari 2007, PKK en KNK/Raad, C‑229/05 P, Jurispr. blz. I‑439, punt 61; Hof 27 februari 2007, Gestoras Pro Amnistía e.a./Raad, C‑354/04 P, Jurispr. blz. I‑1579, punt 30; Hof 10 september 2009, Akzo Nobel e.a./Commissie, C‑97/08 P, Jurispr. blz. I‑8237, punt 38

4.      In het kader van de procedure tot erkenning van een ziekte als beroepsziekte, draagt het dossier dat voor de artsen of de medische commissie als uitgangspunt dient bij de beoordeling van de vraag of een ziekte een beroepsziekte is, een medisch karakter en kan het derhalve slechts indirect, door tussenkomst van een door de ambtenaar aangewezen arts, worden geraadpleegd. Gegevens van administratieve aard die in dit dossier kunnen voorkomen en van invloed kunnen zijn op de administratieve positie van de ambtenaar, moeten zich eveneens in het persoonsdossier bevinden, waar de ambtenaar ze overeenkomstig artikel 26 van het Statuut rechtstreeks kan raadplegen. Alle stukken die aan de artsen of aan de medische commissie worden voorgelegd, vallen hiermee onder de gemeenschappelijke regeling voor de verzekering van ambtenaren tegen ongevallen en beroepsziekten, en dus slechts indien sommige van deze stukken worden gebruikt ter beoordeling of wijziging van de administratieve positie van de ambtenaar door de instelling waartoe hij behoort, moeten deze in het persoonsdossier van de ambtenaar worden opgenomen en moet aan deze laatste de mogelijkheid tot kennisneming hiervan worden gegeven.

(cf. punt 89)

Referentie:

Hof 1 oktober 1991, Vidrányi/Commissie, C‑283/90 P, Jurispr. blz. I‑4339, punten 24 en 25

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 110‑113 en 118)

Referentie:

Hof 22 oktober 1975, Meyer-Burckhardt/Commissie, 9/75, Jurispr. blz. 1171, punten 10 en 11; Hof 19 november 1981, Fournier/Commissie, 106/80, Jurispr. blz. 2759, punten 15‑18; Hof 7 oktober 1987, Schina/Commissie, 401/85, Jurispr. blz. 3911, punt 9

Gerecht 8 oktober 1992, Meskens/Parlement, T‑84/91, Jurispr. blz. II‑2335, punt 33; Gerecht 28 januari 1993, Piette de Stachelski/Commissie, T‑53/92, Jurispr. blz. II‑35, punt 18; Gerecht 15 juli 1993, Camara Alloisio e.a./Commissie, T‑17/90, T‑28/91 en T‑17/92, Jurispr. blz. II‑841; Gerecht 15 juli 1993, Camera-Lampitelli e.a./Commissie, T‑27/92, Jurispr. blz. II‑873, punt 28; Gerecht 1 december 1994, Ditterich/Commissie, T‑79/92, JurAmbt. blz. I‑A‑289 en II‑907, punt 40; Gerecht 28 juni 1996, Y/Hof van Justitie, T‑500/93, JurAmbt. blz. I‑A‑335 en II‑977; Gerecht 6 november 1997, Liao/Raad, T‑15/96, JurAmbt. blz. I‑A‑329 en II‑897, punt 27; Gerecht 24 maart 1998, Meyer e.a./Hof van Justitie, T‑181/97, JurAmbt. blz. I‑A‑151 en II‑481, punt 22; Gerecht 26 november 1999, Giegerich/Commissie, T‑253/97, JurAmbt. blz. I‑A‑233 en II‑1177, punt 18; Gerecht 17 mei 2006, Marcuccio/Commissie, T‑241/03, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑111 en II‑A‑2‑517, punt 52; Gerecht 11 december 2007, Sack/Commissie, T‑66/05, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑229 en II‑A‑2‑1487, punt 35

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 122)