Language of document :

Beroep ingesteld op 10 maart 2023 – Europese Commissie / Republiek Polen

(Zaak C-147/23)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Owsiany-Hornung en J. Baquero Cruz, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

constateren dat de Republiek Polen, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden1 en door die bepalingen niet ter kennis te brengen van de Commissie, de verplichtingen niet is nagekomen die op deze lidstaat rusten krachtens artikel 26, leden 1 en 3, van die richtlijn;

de Republiek Polen veroordelen tot het betalen aan de Commissie van een forfaitaire som die overeenkomt met het hoogste van de volgende twee bedragen: i) 13 700 EUR per dag, vermenigvuldigd met het aantal dagen tussen de dag die volgt op het verstrijken van de in de richtlijn gestelde omzettingstermijn en de dag van de regularisatie van de inbreuk of – indien er geen regularisatie plaatsvindt – de dag van de uitspraak van het in deze zaak gewezen arrest; ii) een minimale forfaitaire som van 3 836 000 EUR;

ingeval de overeenkomstig het eerste streepje geconstateerde niet-nakoming blijft voortduren tot de dag waarop het arrest in deze zaak wordt gewezen, de Republiek Polen veroordelen tot het betalen aan de Commissie van een dwangsom van 53 430 EUR per dag vertraging, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van dat arrest tot de dag waarop deze lidstaat voldoet aan de krachtens de richtlijn op hem rustende verplichtingen, en

de Republiek Polen verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad wordt gezorgd voor een efficiënt stelsel ter bescherming van personen die werken bij een particuliere of publieke organisatie of die contact hebben met een dergelijke organisatie en die op bepaalde gebieden inbreuken op het Unierecht melden. Volgens artikel 26, lid 1, van die richtlijn moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 17 december 2021 aan de richtlijn te voldoen. Overeenkomstig lid 3 van dat artikel moesten zij voorts de tekst van deze bepalingen onverwijld meedelen aan de Commissie.

Op 27 januari 2022 heeft de Commissie een aanmaningsbrief doen toekomen aan de Republiek Polen. Op 15 juli 2022 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gezonden aan deze lidstaat. De Republiek Polen heeft echter nog geen omzettingsmaatregelen getroffen of ter kennis gebracht van de Commissie.

____________

1 PB 2019, L 305, blz. 17.